Mark Geleyn over socialisme, liberalisme en nazisme

by | sep 1, 2024 | Interview | 0 comments

Mark Geleyn (°1944) trad na zijn studies aan de St Ignatius hogeschool in diplomatieke dienst. Hij was onder meer woordvoerder van het ministerie, was op post in Rome, Kinshasa en Parijs en diende als ambassadeur in Israel (1997-2000) en Duitsland (2006-2011). Van 2003 tot 2006 was hij directeur-generaal Bilaterale Betrekkingen op Buitenlandse Zaken. Sinds 2023 is hij lid van de Raad van Advies van het Custodes Instituut.

ROAN ASSELMAN: Begripsafbakening is belangrijk. Vanwaar komt die term ‘links’? 

MARK GELEYN: We beginnen iets vόόr de Franse Revolutie. De termen links en rechts verwezen toen naar de zitorde in de Franse Assemblée: links van de koning zaten de vijanden van de monarchie, en die wilden revolutie en secularisatie. De verdedigers van de instellingen zaten rechts. Merkwaardig toch dat deze simpele zitorde van politieke categorieën nog steeds gevolgd wordt in de meeste Westerse parlementen.

Wat de Jacobijnen toen, en wat links nu, nastreven, was al een constante sinds de Verlichting: verandering van de gevestigde orde, ontmanteling van verdrukkende machtsstructuren, van ongelijkheden en privileges. Links vindt dat de goederen in deze wereld onrechtmatig verdeeld zijn en dat de fout niet ligt bij de menselijke natuur, maar bij de heersende klasse. Links wil een nieuwe orde, waar de verschillen in status, macht en rijkdom weggewerkt zijn. Zo dachten en denken Jacobijnen, Marxisten, communisten en socialisten tot op heden. Sommigen denken reformistisch, anderen maximalistisch, en nog anderen zijn bereid tot gewelddadige omverwerping van de bestaande orde.

Zijn liberalisme en socialisme tegengestelden?

De twee basisideeën van links zijn Vrijheid — in de zin van bevrijding van dwangstructuren — en Gelijkheid. Maar dat zijn ook de concepten van het liberalisme. Links kan inderdaad niet los gezien worden van het liberalisme. En het is fascinerend hoe beide strekkingen geëvolueerd zijn:

Na de nederlaag van het economisch Marxisme, ging links zich focussen op de bevrijding uit structuren en normen die de Westerse maatschappijen van oudsher kenmerkten. ‘Les structures de domination’, aldus Michel Foucault. Het is een vrijheid die bindingen, noch plichten aanvaardt. Wat dan in gang gezet wordt is de deconstructie van de grote structuren van gezin, wetten, natiestaat.

Het liberalisme sloeg dezelfde richting in. In de 19de en vroege 20ste eeuw concentreerde het liberalisme zich op de vrije markteconomie en hield vast aan orde en conventionele moraal. Nu focust het liberalisme, exact zoals links, op de absolute autonomie van het individu, los van elke binding. Gedragen door de seksuele revolutie die alle experimenten mogelijk maakte, vonden beide strekkingen mekaar in een cultuurstrijd tegen de conventionele orde, tegen de bestaande instellingen en normen.

Zijn vrijheid en gelijkheid wel verenigbaar?

Vrijheid schept ongelijkheid. Daarom is het tweede principe van links de sociale gelijkheid. Privileges, hiërarchieën en ongelijke verdeling van goederen moeten op de schop. Maar dat vergt dan weer dwang, onvrijheid. En dus moet er meer vrijheid komen. Zo dansen vrijheid en gelijkheid, liberalisme en socialisme, een eeuwig ballet dat nooit stopt en steeds nieuwe eisen genereert tegen de gevestigde orde. Dat proces loopt in de universiteiten en daar heet dat deconstructie. De media spreekt van cancel culture. En bij de stoottroepen van Antifa en Extinction Rebellion heet dat: kapot maken.

Is het niet paradoxaal dat het links-liberale gedachtegoed al driekwarteeuw de dominante religie van het Westen is, het intellectueel leven en zowat alle instellingen in handen heeft – universiteiten, media, scholen, kunstsector, NGO’s en sinds kort ook de katholieke kerk, maar er toch in slaagt de rol te blijven spelen van slachtoffer van diezelfde orde, die moet afgeschaft worden. Hoe kan dat en hoe is het zover gekomen?

Een goede vraag.

Daarvoor moeten we bij Antonio Gramsci terecht. Die schreef in de jaren twintig in zijn gevangeniscel een praktische leidraad voor revolutionair links: verover de instellingen! En in de jaren zestig dacht de Duitse revolutionair Rudi Dutschke een gelijkaardige strategie uit voor een ‘Systemüberwindung’: er deel van uitmaken, na een lange mars door de instellingen, om dan vanuit het systeem zelf, waarden en mechanismen van de democratie te discrediteren. De referentie naar Mao’s Lange Mars was niet toevallig.

Die generatie linksen is in haar opzet geslaagd. Maar wat men toen in de verste verte niet kon voorzien was dat de nakomelingen van die slordig geklede, brutale revolutionairen nu de intellectuele managers van de staat zijn. En even onvoorspelbaar was de richting die deze nakomelingen insloegen en die, gedragen door de seksuele revolutie, het gemunt heeft op de antropologie van de mens zelf: van contraceptie naar abortus naar homohuwelijk naar transgenderisme.

U komt geregeld terug bij de zgn. seksuele vrijheid.

Hoe essentieel het seksueel libertinisme is voor de links-liberale anticultuur, illustreren de prioriteiten die de regeringen leggen. Terwijl het Westen voor gigantische uitdagingen staat op economisch, strategisch en demografisch vlak, wil president Macron abortus als constitutioneel recht, wil de linksliberale meerderheid in het Europees Parlement abortus als mensenrecht en afschaffing van gewetensbezwaren, wil de Duitse regering het huwelijk afbouwen tot een “tijdelijke verantwoordelijkheidsgemeenschap”, en is abortus op aanvraag voor de democratische presidentskandidaat in de VS het voornaamste programmapunt. Tegelijk wordt de Hongaarse regering, die een pro-familie beleid voert en seksuele experimenten uit de scholen houdt, verketterd als een extremistisch regime.

Ik kan niet anders dan concluderen dat het linksliberale project uitgeleefd is, dat de klassieke liberalen en gematigde socialisten de uitwassen van hun gedachtegoed niet meer meester zijn, en dat onze leiders niet meer leiden, maar experimenteren met wat het volk plezant en comfortabel vindt. Terwijl wij onze beschaving demonteren, kijken aan de grenzen donkere en afgunstige gezichten ons aan, en op die gezichten staat geen glimlach. Dit akelig beeld haal ik uit Hilaire Belloc’s ‘The Barbarians’.

Er wordt soms gezegd dat er twee soorten socialisten zijn: zij die bekommerd zijn om de armen, en zij die jaloers zijn op de rijken.

Is dat niet een paradigma uit een voorbije periode? De klassieke socialisten klopten overtuigd met de hamer op de nagel van de gelijkheid, voor de werkman, tegen de rijken. Dat ging er soms hard en brutaal aan toe. Ik herinner me nog Louis Major van het ABVV: “klopt erop, mannekes!” De nieuwe socialisten daarentegen zijn gestroomlijnde intellectuelen en managers en die komen uit de progressieve kweekscholen in universiteiten, denktanks, NGO’s en uit minderheden-middens. Zij hanteren nog wel het jargon van inkomensbelasting, werklozensteun en vakantiegeld, maar ze zetten met meer overtuiging in op globalisering, diversiteit, ecologie, mensenrechten en vredesbeweging.

Als globalisten steunden die linkse managers het overhevelen van soevereiniteit naar het supranationale. Zij steunden de vrijhandel en de EU-uniformisatie. Ze keken toe als de fabrieken verhuisden naar verre landen en het inheems werkvolk werkloos werd. Dat volk zag zijn woonwijken in de schaduw van fabriekruïnes verloederen, zag de jeugd ontsporen en moest slikken dat immigranten banen overnamen. En als dat volk daarom voor protestpartijen gingen stemmen, werden ze deplorables genoemd, of populisten, of racisten. Het is het drama van Roubaix en Saint Etienne, van Liverpool en Manchester, van Duisburg en van Charleroi. Het is het drama van de Appalachen in de VS, dat J.D. Vance beschreef in Hillbilly Elegy, het drama dat de Democraten weigerden te zien. Het was Donald Trump die het probleem benoemde en die de verdediging van het inheems werkvolk opnam.

Europese vrijhandel was geen uitsluitend positief verhaal, met andere woorden.

Zeker niet. Ook nu nog blijft de heersende links-liberale oligarchie weigeren de conclusies te trekken uit de postindustriële miserie. De Commissie blijft op vrijhandelskoers, blijft vasthouden aan gigantisch dure luxe modes zoals de Green Deal, speelt met waterstoffantasieën en CO2-captatie, blijft immigratie en open grenzen belijden. De recente proteststem van conservatieven en nationalisten in het Europees Parlement verandert daar weinig aan. Het drama dat het werkvolk van Audi Vorst nu doormaakt, vindt zijn oorsprong in die koppige linkse fixatie op het globalisme. Spoedvergaderingen, fabrieksbezoeken en voorstellen voor investeringssteun komen twee-drie decennia te laat. Die gestes zijn trouwens futiel, want op handelsvlak hebben we sowieso onze nationale bevoegdheid afgestaan aan de supranationale ambtenarij, voor wie vrijhandel een geloofspunt is.  

Hier moet ik Paul Magnette vermelden. Als minister-president van de Waalse regering verzette hij zich – althans tijdelijk – tegen een vrijhandelsakkoord EU – Canada. Hij werd door quasi heel het Westen verwenst als refractair. Terwijl hij juist de gevaren zag van een vrijhandel zonder afscherming. Zoals Donald Trump in de VS in 2016.

Communisme heeft een minder negatieve bijklank dan fascisme en nazisme. Hoe komt dat?

Onwetendheid speelt zeker een rol. De Holocaust was het absolute Kwaad. De communisten hebben niet minder mensen omgebracht dan de nationaalsocialisten, niet minder leed veroorzaakt, maar zij brachten hun massamoorden niet tot het industrieel mechanisme van de nazi’s. Maar daarmee onderschat ik ongetwijfeld hoe meedogenloos en drastisch de zuiveringen in de communistisch geregeerde landen er aan toe gingen. Toch blijft de Holocaust iets unieks in de caleidoscoop van het Kwaad en maakte de nazi’s (terecht) tot slechte mensen.

Maar onwetendheid kan niet gelden voor de journalisten, politici en intellectuelen die wisten, of moesten weten, wat er omging in de Sovjet-Unie, en die toch het communisme verdedigden. Walter Duranty, bureau chief van de New York Times in Moskou, wimpelde de Holodomor in Ukraine weg (“je kunt geen ei bakken zonder te klutsen”). Sartre is een ander voorbeeld.

Een tweede bedenking: bij het communisme klinken de principes mooier, nobeler. Het kwaad zit dan in “afwijkingen” van het “echte communisme”, terwijl de nazimisdaden het logisch resultaat waren van hun ideologie. Drie: het communisme vermoordde vooral de eigen bevolking: De communisten in de Sovjet Unie, Mao in China, de Rode Khmer in Cambodia, de Afrikanen onderling in Afrika. De nazi’s daarentegen doodden betrekkelijk weinig Duitsers, althans in vergelijking met hun grenzeloze moorddadigheid tegenover andere volken.

Tenslotte: voor links was de Tweede Wereldoorlog de laatste goede oorlog, tegen Nazi-Duitsland en tegen de Japanse agressie, en waren de oorlogen tegen het communisme (Korea, Vietnam) verwerpelijke campagnes tegen volken die zelfbeschikking wilden. Tot daar enkele denkpogingen.

Related Posts

0 Comments