Joachim Coens (CD&V) over lokale verankering en vervreemding

by | apr 6, 2024 | Interview | 0 comments


Joachim Coens is burgemeester van het West-Vlaamse Damme en lijstduwer van de Kamerlijst van de CD&V. Tussen 2019 en 2022 was hij partijvoorzitter van de Vlaamse christendemocraten. Eerder was hij ook gedelegeerd bestuurder van de Brugse Zeehaven. De voorzitter van het Custodes Instituut interviewde Coens over zijn meest recente opiniebijdrage voor Doorbraak, getiteld: “Het is leeg onder de kerktoren”.  

ROAN ASSELMAN: Joachim, u maakt zich zorgen om de ‘leegte onder de kerktoren’. Wat bedoelt u hier juist mee?

JOACHIM COENS: Die leegte gaat voor mij over de afstand die een geglobaliseerde wereld creëert tussen de mensen enerzijds en de overheid en de industrie anderzijds, maar ook tussen mensen onderling. Zaken verdwijnen in de onmiddellijke omgeving van mensen, over het algemeen en in het bijzonder wat betreft het economische. Waar vroeger kleinschaligheid een belangrijke rol vervulde, verdampt vandaag het maatschappelijk weefsel rond kleinschalige bedrijven, familiebedrijven, ten voordele van hoofdzakelijk Amerikaanse en Aziatische multinationals. En dat is iets waar ik mij zorgen over maak.

Het tegenargument: als je louter economisch kijkt, is een economische opschaling voordelig voor de doorsnee burger. Een groter aanbod, alles wordt goedkoper et cetera. Hoe maken we de afweging tussen de niet-economische voordelen van nabijheid en de economische voordelen van geglobaliseerde afstand?

Wel, ik ben er vooreerst niet van overtuigd dat de schaalvergroting zoals die de voorbije decennia heeft plaatsgevonden economisch voordelig is. Natuurlijk heb je een zekere opschaling van productieprocessen nodig, maar je kan daar ook te ver in gaan. Vandaag heb je sectoren —technologie, voeding, grondstoffen, distributie — die de facto quasi gemonopoliseerd zijn of gedomineerd worden door oligopolies. Zij doen de prijszetting, de marktzetting van levensmiddelen en andere producten. Door het gebrek aan competitie kunnen zij bovendien de verloning van hun werknemers drukken, waardoor gewone mensen onvoldoende profiteren van onze welvaart.

Ik ben ervan overtuigd dat decentralisatie niet enkel maatschappelijk voordelig is, maar ook economisch. Niet dat dat maatschappelijke secundair is, hè. Kijk, mijn vier grootouders waren kleine zelfstandigen. Als je enkele tientallen jaren teruggaat, had je lokale ondernemers, verankerd in een lokale gemeenschap, die ook een return opleverden voor die gemeenschap. Omdat ze natuurlijk de lokale economie draaiende hielden, omdat ze hielpen bij de tewerkstelling, maar ook omdat ze sterk verweven waren met het verenigingsleven en het gemeenschapsleven. En door die oneindige opschaling verdwijnt dat meestal. Het aandeelhouderschap ligt ver in Amerika of in Azië, het management wordt aangestuurd door buitenlandse bestuurders en de dividenden worden doorgesluisd naar andere continenten. In de maritieme sector zag ik trouwens dat andere werelddelen wél aandacht hadden voor deze kwesties.

Hoe pakken we dit aan?

Misschien moeten we minimumregels aannemen over de lokale verankering van het bestuur en het management van Belgische bedrijven. Misschien moeten we paal en perk stellen aan de integrale doorstroming van de bedrijfswinsten en moeten we eisen dat een deel van de winst geherinvesteerd wordt in de lokale vestigingen en de eigen mensen. En op welke manier kunnen bedrijven de lokale gemeenschap dienen, bijvoorbeeld door het openstellen van infrastructuur voor gemeenschapsondersteunende activiteiten of events. Daar moeten we zeker over nadenken, om ervoor te zorgen dat onze bedrijven verankerd zijn in Vlaanderen, in België.

En, want dat is natuurlijk de kritiek, dat betekent niet dat onze bedrijven niet in de wereld kunnen staan, hè. We kunnen dat bijvoorbeeld bereiken door de creatie van netwerken van bedrijven, in plaats van altijd maar te werken met overnames waardoor onze ondernemingen opgeslorpt worden door het buitenland. We moeten stimuleren dat kleineren bedrijven zich op horizontale wijze verbinden, zodat zij van de voordelen van marktvergroting kunnen profiteren zonder hun roots te verliezen. Daar ligt de toekomst, denk ik.       

Het internet biedt Belgische bedrijven de mogelijkheid om zich als een mondiaal bedrijf te gedragen, van marketing over productie tot levering.

Ja, al moet ik toegeven dat mijn jeugdig optimisme over het internet intussen ook wat bekoeld is. Het internet is verworden tot een gecentraliseerde, winstgedreven wereld, terwijl ik ook denk dat we daar naar een meer gedecentraliseerd model moeten evolueren. Dat we van het internet een gebruikerscommuniteit moeten maken, niet gecontroleerd door een handvol bedrijven, een aantal dozijn mensen, waar overigens de massamanipulatie niet ver af is.

Wat moeten onze overheden doen om die decentralisatie te verwezenlijken?

De DG Competition, het Directoraat-Generaal Competitie binnen de Europese Commissie, moet meer slagkracht krijgen. In het bijzonder met mededingingswetgeving die ook clusters van activiteiten aan elkaar linkt. Digitale platformen die ook producten aanbieden moeten bijvoorbeeld ontrafeld kunnen worden. Bij overnames, en dat kan ook regionaal geregeld worden, moet je regels aannemen die de lokale verankering van bedrijven minstens aanmoedigt, maar eigenlijk verzekerd. Niet enkel restrictief of met dwang. Je kan bijvoorbeeld ook werken met fiscale regelingen. Belastingvoordelen, bijvoorbeeld. Dat is maar één manier, maar geen te verwaarlozen manier.

In bijzondere gevallen denk ik zelfs dat je als overheid moet participeren in bepaalde bedrijven, als een gezonde competitie niet mogelijk is. Ik denk aan de energiemarkt. Het liberaliseren van de kernenergiemarkt, dat lijkt mij een vergissing. Daar is geen echte mededinging, hè. Dat kan ook gewoon niet. De eindigheid en schaarsheid van al die knowhow, die infrastructuur, dat personeel…. zorgen ervoor dat competitie binnen de kernenergiemarkt feitelijk uitgesloten is. Een haven evenzeer, toch wat de infrastructuur betreft: je kan geen twee havens op dezelfde plaats bouwen (glimlacht). En als een markt niet werkelijk vrij kán zijn, dan moet je als overheid durven instappen om minstens een democratische controle op die markt te garanderen. Zéker op sectoren die cruciaal zijn voor nationale veiligheid, zelfvoorziening, enzovoort.

Reguleren en beperken is natuurlijk eenvoudig. Maar moet de overheid ook iets creëren om die lokale verankering te verzekeren. 

Kijk, ik bepleit geen overname van de economie door de overheid, hè (glimlacht). Dat neemt niet weg dat overheden, zeker lokale overheden, eigen initiatief moeten durven nemen. Hier bij ons in Damme hebben we Hoplr, wat in feite een zéér lokale concurrent is voor Facebook. Op die manier komen inwoners van Damme via het internet in contact met hun buren, zonder meteen opgeslokt te worden in het oneindige gescrol van Facebook, Instagram of Twitter. Dat vind ik een mooi en waardevol initiatief.

Om het even over een andere, maar gerelateerde boeg te gooien: wanneer mensen zeggen dat ze zich niet meer ‘verankerd’ of thuis voelen, doelen ze op de niet-Europese migratie die hun dorpen aandoet. Wat vertelt u hen?

Dat ik dat begrijp. En dat ze natuurlijk in sommige wijken gelijk hebben. We moeten daarom ook werken aan die lokale verankering. Wie zich lokaal verankerd wil voelen, moet zijn buren begrijpen. Als dat niet lukt, start het sociaal isolement en de terugtrekking uit de gemeenschap. Daarom is het o zo belangrijk dat migranten die zich in Vlaanderen willen vestigen Nederlands leren. En neen, dat heeft niets met xenofobie te maken; je kan nu eenmaal niet verwachten dat mensen zich verenigen als ze elkaar niet verstaan. Tenzij je natuurlijk vindt dat autochtone en allochtone gemeenschappen gescheiden van elkaar moeten leven, wat ik dus niet vind.

Werk is een andere belangrijke factor, en dat sluit nauw aan bij waarover we het eerder hadden. Lokaal verankerde KMO’s kunnen een belangrijke rol spelen bij de integratie van nieuwkomers. Iemand die zich vestigt in een landelijke gemeente, maar iedere dag naar Brussel trekt om zijn job te doen, blijft mogelijks een vreemde in zijn buurt. Werk is en blijft de beste integrator, dus moeten we daarop blijven inzetten. Maar niet louter ‘werk’ an sich dus, maar nabij werk, in nabije bedrijven die een rol opnemen in het lokale weefsel. Ook daarom heeft onze geglobaliseerde economie dus correctie nodig.

De ontkerkelijking van Vlaanderen zet zich door. Zonder het parochieleven nodeloos te romantiseren, is het waar dat de Katholieke Kerk een brug vormde tussen alle sociale strata — een imperfecte brug, één met gaten, maar desalniettemin een brug. Hoe kan de leegte die de kerk achterlaat opgevuld worden?

Als burgemeester van een landelijke gemeente begrijp ik dat heel goed. Het verenigingsleven is het sociaal weefsel van je dorp. Wie dat aantast, tast de gezondheid van de gemeenschap aan. De kerk was daar lange tijd een belangrijk aspect van, en is dat voor heel wat mensen nog steeds. Culturele verenigingen en, meer en meer, sportverenigingen vullen vandaag dat gat, al zijn zij natuurlijk niet één-op-één vergelijkbaar met de historische rol van de kerk. Ze staan onder druk, maar komen terug uit een dal (corona) en ze leveren goed werk. We moeten als overheid met hen samenwerken om de mensen uit hun kot te krijgen, weg van hun scherm en samen te brengen. 


Related Posts

0 Comments

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *