Derk Jan Eppink (1958) heeft een rijke carrière achter de rug in en rond de politieke arena. Als journalist beschouwde Eppink voor onder andere NRC Handelsblad, De Standaard en Elsevier Magazine de Nederlandse, Belgische en Amerikaanse politiek. Hij was medewerker van Eurocommissarissen Frits Bolkestein en Siim Kallas, waarna hij Europarlementariër en lid van de Tweede Kamer werd.
Eppink schreef meer dan tien boeken, waaronder Vreemde Buren: over politiek in Nederland en België, Anatomie van paarse illusies, Europese Mandarijnen, Het rijk der kleine koningen en De Toren van Babel staat in Brussel. In zijn nieuwste boek beschrijft Eppink hoe ongebreidelde migratie in het Westen leidde tot een rechtse stembusrevolte.
In uw boek Rechtsomkeert: De opstand van de gewone man, beschrijft u hoe er een politieke verschuiving naar rechts plaatsvond in het Westen. Zijn burgers rechtser geworden of is de oorzaak vooral dat linkse partijen ‘de gewone man’ hebben verlaten?
Derk Jan Eppink: Beide zijn waar. De verrechtsing is vooral te wijten aan grote immigratiestromen in het nabije verleden. Als de cultuurverschillen daarbij ook groot zijn, krijg je problemen en die komen vooral terecht bij mensen met lage inkomens. Steeds meer mensen, ook uit de middenklasse, voelen zich vreemdelingen in eigen land. Ondertussen is men aan de linkerzijde nog steeds bezig om immigratie, vooral asielmigratie, mogelijk te maken. En dan krijg je logischerwijs een zwenking naar rechts, iets wat we in West-Europa duidelijk zien.
Valt het tij te keren voor linkse partijen?
Het begin van een oplossing voor linkse en progressieve partijen is het erkennen dat er een probleem met immigratie is. Dat, in plaats van voortdurend te hameren op meer asielmigratie, open grenzen en tegenstanders onmiddellijk racisme en xenofobie te verwijten.
De kern is om ervoor te zorgen dat cultuurverschillen niet te groot worden. De meeste immigranten passen zich enigszins aan, maar er zijn mensen die de radicale islam uit het Midden-Oosten, met name uit Iran en Saudi-Arabië, aanhangen. Hun rechtssysteem staat haaks op de grondwetten in Westerse landen. Als je dit durft te benoemen, ben je al heel ver. Want dan kun je kijken naar oplossingen.
Zijn er gevallen waarbij linkse partijen de migratieproblematiek wel adequaat benoemen?
Ja, dan kun je bijvoorbeeld kijken naar de Bündnis Sarah Wagenknecht in Duitsland. Wagenknecht is economisch links, op migratie rechts en cultureel conservatief, want anti-woke. Als je die drie componenten bij elkaar optelt, kom je uit bij het publiek dat de linkerzijde nu heeft verloren aan partijen als de PVV van Geert Wilders in Nederland of Vlaams Belang in België.
In Nederland was de Socialistische Partij onder voormalig partijleider Jan Marijnissen kritisch op immigratie, maar de huidige SP durft dat niet meer. Dan zouden ze namelijk de paria van de progressieven worden. Je ziet dat ze de knop mentaal niet kunnen omdraaien.
U beschrijft het grote gelijk van uw leermeester, Frits Bolkestein. Hij was het die het migratiedebat op de politieke agenda zette in Nederland. Staat het publieke debat vandaag inhoudelijk verder dan toen hij het voor het eerst agendeerde?
Bolkestein kaartte de migratieproblematiek in 1991 aan met zijn artikel in de Volkskrant over het minderhedenbeleid. Dat een politicus zo’n gevoelig thema aansneed, was toen vrij nieuw en mensen schrokken daarvan. Terugkijkend staat het inhoudelijk debat vandaag helaas niet veel verder, maar de problemen zijn wel nijpender geworden.
Je ziet dat een groot deel van de bevolking in grote steden van niet-Nederlandse afkomst is. Dat vertaalt zich in problemen met onderwijs en veiligheid door een gebrek aan integratie. Er is eerder sprake van segregatie, een term die in deze context uit de tijd van de Amerikaanse Burgeroorlog stamt. Het is zorgwekkend dat etnische en religieuze groepen steeds meer op zichzelf gaan staan.
Het Deense migratiemodel, waarvoor u pleit, stelt dat het kernpunt van asiel niet integratie maar terugkeer is. In hoeverre mag er nog een taboe rusten op remigratie?
Het klopt inderdaad dat het Deense asielbeleid op terugkeer is gericht. De tijdelijkheid van asielopvang staat centraal, migranten moeten op den duur terugkeren. Je ziet dat het beleid werkt, met weinig asielaanvragen in Denemarken.
Behalve dat de Denen een opt-out hebben op Europese wetgeving rond migratie, stellen ze nu ook de VN-afspraken ter discussie. Dat kan resulteren in het terugtrekken uit de Conventie van Genève, waardoor ondertekenaars onder andere jaarlijks een aantal UNHCR-vluchtelingen moeten opnemen.
Het interessante aan het Deense model is dat het ook is omarmd door de Deense socialisten en het ze electoraal geen windeieren legt. Ook in Zweden zie je hetzelfde gebeuren. Nadat een roodgroene regering de deur heeft opengezet voor de immigratie, kreeg Zweden te maken met enorme drugscriminaliteit, bendevorming en bomaanslagen. Nu heeft de regering het roer helemaal omgegooid.
U schrijft dat als de zorgen van burgers over immigratie niet serieus worden genomen, een revolte een revolutie kan worden. Dat klinkt bijna alsof er een burgeroorlog in het verschiet ligt.
Om dit te verduidelijken kijk ik bijvoorbeeld naar Groot-Brittannië, waar de migratiecijfers erg hoog zijn. Het resultaat is dat immigranten in de grote steden nu eigenlijk de baas zijn, grotendeels door hun macht binnen de Labour-partij. Vervolgens zie je dat grondwetten niet langer serieus worden genomen. En iedereen die er kritiek over heeft, is een racist of fascist en riskeert criminele vervolging.
Daarbij leeft twaalf procent van de Britse bevolking, waaronder veel autochtone Engelsen, onder de armoedegrens. Als je zo’n stoofpot hebt, dan kan het op een gegeven moment wel wat te heet gaan worden. Dat resulteerde afgelopen zomer in de opstanden die we hebben gezien na de steekpartij in Southport. De Britse regering deed deze onrust af als ‘far-right’, maar door de problemen te ontkennen, krijg je een permanente sluipende revolutie. Die revolutie begint natuurlijk bij de stembus, maar eindigt daar niet.
Heeft u goede hoop dat politieke partijen de migratiecrisis een halt kunnen toeroepen?
Rechtse partijen weten welke kant het op moet, maar ze weten vaak niet goed hoe ze dat moeten organiseren. Het is makkelijk om vanuit de oppositie te zeggen dat we van A naar Z moeten, maar bij besturen gaat het erover hoe we van A naar B naar C naar D, enzovoort, komen om uiteindelijk het doel te bereiken. Besturen is eigenlijk als een mozaïek, dat je steentje voor steentje moet opbouwen. Behalve een gebrek aan bestuurlijke ervaring, kampen rechtse partijen ook nog met een gebrek aan medewerking van de instituten, zoals delen van de ambtenarij.
Daarbij komt ook nog dat veel nieuwe rechtse partijen intern instabiel zijn. U heeft veel partijen in opbouw van dichtbij meegemaakt. Forum voor Democratie, JA21 en BBB maar eerder ook Lijst Dedecker en de Europese Conservatieven en Hervormers. Waarom loopt het binnen rechtse partijen zo vaak fout?
Dat komt ten dele doordat rechtse partijen geen gemeenschappelijke ideologie hebben. Linkse partijen hebben dat probleem niet, omdat er altijd een of andere vorm van collectivisme – zoals het marxisme, socialisme of zlefd ecologisme – centraal staat. Aan de rechterzijde, die vaker op het individualisme is gestoeld, nemen persoonlijke conflicten vaker de overhand. Dat heb ik dan ook persoonlijk meegemaakt bij vrijwel alle partijen waar ik lid was.
Zo ook bij Lijst Dedecker, waar mijn Europarlementszetel na hoge peilingen toch nog onzeker werd tijdens de campagne voor de Europese Parlementsverkiezingen van 2009. Jean-Marie Dedecker vocht namelijk een persoonlijke vete uit tegen zijn aartsvijand Karel de Gucht door een privé-detective op hem af te sturen. Een onpopulaire zet bij de op privacy gestelde Belgen, wat veel stemmen kostte. Ook intern worden rechtse partijen door persoonlijke conflicten om zeep geholpen, zoals ik heb meegemaakt bij Forum voor Democratie.
Hoe kan het wél goed gaan voor nieuwe rechtse partijen?
Het is belangrijk om een paar heldere uitgangspunten op een rij te zetten en vervolgens een concrete strategie uit te werken voor hoe je die punten wilt bereiken. Daarnaast is het essentieel dat de persoonlijke verhoudingen goed blijven. Ik herinner me van Frits Bolkestein dat hij zei dat zolang iedereen met de inhoud bezig is, alles goed gaat. Als de partij niet genoeg op de inhoud is gefocust, gaan mensen hun energie steken in ruzie maken.
Om een succesvolle partij uit de bouwen moet je mensen bezig houden met nuttige dingen, actief bij de gang van zaken betrekken en het gevoel geven dat ze erbij horen. Er moet ook een zekere bezieling en enthousiasme zijn vanuit de partijtop. Als je dat doet, dan kun je de zaak redelijk bij elkaar houden.
U beschrijft in uw boek het partijmodel van Sahra Wagenknecht met een klein kader van goed gescreende leden. Zou dat nog een oplossing kunnen zijn voor partijen in opbouw?
Je kunt uit de kaderpartij die ze opbouwt, afleiden dat Wagenknecht een communistische achtergrond heeft. Maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat het slim is om bij een partij in opbouw een kleine soepele structuur te houden. Bij Wagenknecht komt dat neer op zo’n negenhonderd leden, terwijl er miljoenen Duitsers op stemmen. Als je een grote, brede structuur optuigt, kan het bouwwerk snel omvallen als een toren van Babel.
U duidt de oorzaak van de verandering van het Nederlandse politieke landschap op de lange termijn vooral als een politieke ontzuiling van CDA, PvdA en de VVD. Is dat dan ook de reden voor de toegenomen electorale volatiliteit van het bestel in de afgelopen jaren?
Ja, dat heeft er zeker mee te maken. Toen ik vroeger politiek redacteur was bij de Nederlandse krant NRC Handelsblad, had het CDA 54 zetels, de PvdA 52 en de VVD 27. Die tijd is nu wel vervlogen. Door de ontzuiling breken partijen in het systeem in die opkomen op basis van bepaalde onderwerpen. Zoals bijvoorbeeld dierenleed voor de Partij voor de Dieren, het boerenbelang voor de BBB, of christelijke partijen zoals de SGP en de ChristenUnie.
Op den duur heeft iedere partij zo z’n eigen achterbannetje, wat in Nederland overigens alleen kan door de afwezigheid van een formele kiesdrempel. Door het resulterende versplinterde politieke landschap heb je nu slechts vier partijen die meer dan tien zetels hebben in de Tweede Kamer. Dat maakt coalitievorming erg moeilijk. Het geluk van het Nederlandse systeem is wel dat het polderen in de genen van politici zit. Dat, gepaard met een informele, bijna dorpse, sfeer in de politiek, zorgt ervoor dat het toch blijft lukken om meerderheden voor machtsvorming te vinden.
Ziet u ook in België gevolgen van de ontzuiling voor het partijbestel?
Toen ik redacteur werd bij De Standaard in 1995 speelden de zuilpartijen van de SP en CVP al minder een rol dan voorheen, maar ze waren nog steeds erg machtig en deelden al jaren de macht. In 1999 lukte het Guy Verhofstadt om de liberale zuil electoraal succes te bezorgen. Maar sindsdien zie je dat de zuilen ook politiek uit elkaar zijn gevallen. De socialisten, christendemocraten en liberalen zijn electoraal zwaar achteruitgegaan.
Nu is er wel een oplossing, want in België bestaat het systeem dat je de partij dan een andere naam geeft. En vervolgens wordt er gepretendeerd een nieuwe partij te zijn, terwijl het nagenoeg allemaal dezelfde mensen zijn. Een grote verdwijntruc die geframed wordt als herbronning. Maar in de praktijk zijn die heruitgevonden partijen een nieuwe naam met oude verhalen.
Uw analyse van de veranderende aard van de politieke werkelijkheid stemt niet per se positief over de toekomst van het instituut van de politieke partij.
De politieke partij wordt eigenlijk steeds meer een vehikel. Het is makkelijk om een partij op te richten, maar het wordt steeds moeilijker om leden bij elkaar te houden. Zeker in Nederland, want het is een land van eigen meningen. Dat is in het Belgische systeem minder een probleem want daar is de partijvoorzitter de baas, vaak een soort van interne dictator. Dat is dan ook weer niet ideaal. Binnen een partij is het cruciaal om vrij ideeën te kunnen uitwisselen. De vrijheid van meningsuiting is de voeding van de democratie.
Tot slot. Bent u er na decennia in en rond de politiek actief geweest te zijn cynischer op geworden? Nee, eigenlijk niet. Ik ben van nature vrij vrolijk en zie van veel dingen de humor in. Van de hedendaagse ontwikkelingen word ik dan ook niet depressief. In tegenstelling, ik vind het juist interessant om te zien hoe dingen zich verder ontwikkelen en wat onze rol daarin is. Er zijn altijd moeilijke momenten geweest en we komen er – met de nodige mix van creativiteit, inschikkelijkheid en optimisme – uiteindelijk altijd weer uit.
0 Comments