Michiel Dubbeldam is student Bedrijfseconomie aan de Universiteit van Tilburg. Vandaag schrijft hij voor het Custodes Instituut over de valkuilen van de parlementaire democratie.
Vaak wordt in onze maatschappij de parlementaire democratie als het grootste goed gezien. Op eventuele kritiek rust dan ook een taboe. Tegelijk zit de geschiedenis van de democratie vol zwarte bladzijden. Het beleid volledig afstemmen op de wil van de meerderheid blijkt dan ook lang niet altijd een goed idee.
Het is belangrijk om te weten dat democratie niet altijd om minimale meerderheden draait. Democratie komt immers van het woord ‘dèmos’, dat ‘volk’ betekent en het woord ‘kratein’, dat ‘heersen’ betekent. Het gaat dus om een volksheerschappij. Een volksheerschappij waarbij de beslissingen die worden genomen een breed draagvlak onder de bevolking hebben. De wil van het volk is de bron van legitieme machtsuitoefening.
Parlementaire democratie
In bijna alle westerse landen is er momenteel sprake van een parlementaire democratie. Dat wil zeggen: een democratie waarbij het volk wordt vertegenwoordigd door volksvertegenwoordigers. Deze volksvertegenwoordigers stemmen over wetten waardoor, als alles goed gaat, de wil van het volk indirect wordt toegepast. Zo zou er een breed draagvlak onder de bevolking moeten ontstaan voor de beslissingen die worden genomen.
Er kan dus sprake zijn van democratische machtsuitoefening zonder parlementaire volksvertegenwoordiging. Zelfs zonder verkiezingen kan een regering democratisch zijn in de breedste zin van het woord. Want zolang het beleid de wil van het volk vertegenwoordigt, heeft dit beleid een democratisch fundament. Ons Westerse systeem van parlementaire democratieën – met een volksvertegenwoordiging die over wetten stemt – vormt slechts één van de vele opties om een volkswil te vertalen in beleid.
De vele problemen van ‘de volkswil’
Wat is ‘de volkswil’ eigenlijk? In een geïndividualiseerde maatschappij als de onze lijkt er geen eenduidige volkswil te bestaan. Iedereen heeft zijn eigen ideeën, zijn eigen waarden en zijn eigen visie op de toekomst. Met de opkomst van het modernisme, het postmodernisme en de algemene ontkerkelijking is deze diversiteit aan waarden, ideeën en toekomstvisies alleen nog maar verder toegenomen. ‘De volkswil’ is hierdoor onmogelijk in één beeld te vatten, want wat voor de één een prachtige en wenselijke toekomst is, is voor de ander een complete nachtmerrie.
Men kan de volkswil vergelijken met de kunsten: muziek, architectuur, beeldhouw- en schilderkunst. Waar er eeuwenlang duidelijk sprake was van een eenduidig begrip van schoonheid – met kunstenaars die steeds via dezelfde technieken hun kwaliteiten toonden, en zo ‘ware kunst’ creëerden – worden vandaag allerhande creaties als kunst beschouwd. Mark Rothko, een moderne kunstenaar die binnen het abstract expressionisme de colorfield-stroming vertegenwoordigd, maakte schilderijen die bestonden uit gekleurde vlakken. Zijn werken bestaan uit een eenvoudig palet en krijgen slechts zelden een naam of titel. Ondanks deze ogenschijnlijke oppervlakkigheid zijn Rothko’s bijzonder gegeerd op de internationale kunstmarkten, waar ze voor tientallen miljoen dollars onder de hamer gaan.
Tegelijk is een groot deel van de bevolking – en kunstliefhebbers – niet in staat om schoonheid of artistiek vermogen in deze werken te ontwaren. Een aanzienlijke groep zal deze werken zelfs niet als kunst beschouwen. Dit geldt eveneens voor muziek waarbij liefhebbers van rap, klassieke muziek, jazz, house of popmuziek concurrerende muziekstijlen ronduit afschuwelijk vinden. Net zoals de muzieksmaak en de kunstsmaak niet voor de brede bevolking vast te stellen zijn, kan men vandaag de dag nog onmogelijk spreken over de volkswil.
Culturele armoede
De parlementaire democratie is een oplossing die voortvloeit uit culturele armoede. Het gebrek aan een gemeenschappelijke richting, gemeenschappelijke geloofsfundamenten en een gemeenschappelijke toekomstvisie heeft ertoe geleid dat we niet in staat zijn een éénduidige volkswil te definiëren. Het katholicisme is niet langer in staat ons geloof als maatschappij te vertegenwoordigen. De brede elite is niet langer in staat om onze economische richting, of de toekomstvisie van onze maatschappij te vertegenwoordigen. Daarom werd het systeem van één man, één stem ingevoerd. Of zoals we het vandaag kennen: de parlementaire democratie.
Maar biedt de parlementaire democratie hiervoor de nodige oplossingen? Het antwoord op deze vraag is een eenduidige nee. We zijn verzeild geraakt in een systeem dat fundamenteel wordt gedreven door eigenbelang. Een systeem waar er geen plaats meer is voor visie, met een parlement waarin enkel nog punten en komma’s worden aangepast. De koers van het gevoerde beleid zal nooitwijzigen door middel van parlementaire debatten.
Een volksvertegenwoordiger vertegenwoordigt het volk niet langer, maar slechts een deel van het volk, namelijk het gedeelte dat op zijn of haar partij gestemd heeft. Het is niet eens nodig om het hele volk te willen vertegenwoordigen omdat persoon A toch nooit op partij B zal stemmen. Het is een systeem gebaseerd op onderlinge strijd, op ‘gelijk halen’. Ook persoonlijke carrière’s en het trachten binnenhalen van ministerposten zijn drijfveren die — dit moet ik u niet vertellen — niet noodzakelijk het landsbelang dienen.
Roerige geschiedenis
Als men naar de geschiedenis van democratieën en democratische verkiezingen gaat kijken, blijkt dat het democratisch palmares er bepaald niet mooier op wordt. Het klassiek voorbeeld hiervan zijn de Duitse verkiezingen van 1932 – waar de NSDAP ruimschoots de grootste partij werd met 33,1% van de stemmen. Recenter waren er in Griekenland de verkiezingen van de partij Gouden Dageraad. Vier verkiezingen op rij scoorde de partij tussen de zes en de tien procent.
Keer op keer is gebleken dat zodra het economische tij keert, het meest getroffen deel van de bevolking neigt naar ideologieën die geen rekening houden met mensenrechten, vrijheid of privé-eigendom. In plaats daarvan is hun ideologie vaak gebaseerd op rancune en totalitarisme. Op dat moment gaat democratie niet meer over gelijk hebben, maar over gelijk krijgen. Dat is precies het moment waarop het democratische systeem een gevaar wordt voor een land en haar inwoners.
De grootste zwaktes van een democratie blijven verborgen zolang het economisch meezit, maar dat geldt uiteraard ook voor niet-democratische bestuursvormen. Zodra er een economische hel losbarst, is een democratie veel kwetsbaarder voor efficiënte volksmenners, autocraten en machtswellustelingen dan elke andere staatsvorm. Een gedeelte van de bevolking is niet in staat deze schrikwekkende neigingen te onderdrukken in economisch ontij. Hoe slechter het gaat met een land, hoe groter het aantal mensen dat niet langer in staat is rationeel na te denken. Om die narigheid tijdelijk te vergeten, neemt een ‘collectieve krankzinnigheid’ de gedachtegang compleet over, op zoek naar een gemeenschappelijke missie en een gemeenschappelijk doel.
Doorheen de geschiedenis wordt duidelijk dat een bevolking perfect in staat is te laten doorschemeren of ze al dan niet tevreden zijn met het huidige beleid. Het kiezen van een persoon, of een partij die in staat is deze onvrede op te lossen (op een menswaardige manier), blijkt veel minder eenvoudig.
De problemen zijn duidelijk
Het moge duidelijk zijn dat het hedendaagse democratische systeem op verschillende fronten een gevaar vormt voor de grondrechten van haar deelnemers. Het gebrek aan een homogene bevolking zorgt ervoor dat een eendrachtige volkswil ondenkbaar is geworden. Hierdoor wordt er niet langer in het landsbelang gestemd, maar primeert vaak het eigenbelang van de kiezer, en kiezen volgens het eigenbelang kan een directe aanval vormen op de grondrechten van een ander.
Dit probleem hangt samen met de onderlinge strijd die is voortgekomen uit de parlementaire democratie. Met een parlement dat niet langer probeert de volledige bevolking te vertegenwoordigen, maar slechts aandacht heeft voor haar eigen kiezers. Hierdoor zal men niet stemmen volgens universele grondrechten, maar slechts volgens de rechten die voor jou persoonlijk van belang zijn.
Tot slot is er het probleem van een bevolking die niet op ieder moment is staat blijkt om op rationele, en menselijke, gronden een volksvertegenwoordiging te verkiezen. Deze drie mankementen van ons hedendaagse politieke systeem vormen een gevaar voor de natuurlijke grondrechten van alle inwoners van een democratisch land.
Van nachtwakersstaat naar welvaartskolos
De parlementaire democratie is gebouwd op enkele fundamentele weeffouten. Fouten die de kans op grondrechtenschendingen aanzienlijk doen toenemen.
De democratisering van de macht ging samen met een steeds grotere en machtigere macht. Sinds de introductie van het kiesrecht is de staat steeds machtiger geworden. Tijdens de overgang van een nachtwakersstaat naar een welvaartsstaat is onze hedendaagse democratie tot stand gekomen. Hierdoor gaat democratie vandaag over wie zijn of haar wil aan de ander mag opleggen. De macht van de meerderheid heeft zo gevaarlijke proporties aangenomen. Toch zal deze meerderheid er niet voor terugdeinzen zijn macht te gebruiken. Ongeacht eventuele grondrechten en ongeacht stevige oppositie, de wil van de meerderheid zal doorgang vinden.
De hedendaagse potpourri-democratie blijkt niet in staat een universele volkswil te formuleren, laat staan uit te voeren. Toch trekken parlementen steeds meer macht naar zich toe. In groeiende mate proberen ze een levenswijze aan de bevolking op te leggen. Met milieuzones, suikertaksen, CO2-taksen, gender-quota’s, etc… poogt de wetgevende macht ieder aspect van het leven te bepalen. Dat deze macht een democratische oorsprong heeft, maakt haar nog niet legitiem. Er zijn immers fundamentele aspecten van het leven waarbij de overheid zich ten alle tijden afzijdig dient te houden.
Machtige regering
Een te machtige regering is een gevaar voor de fundamentele grondrechten van de bevolking. Bij ongekozen leiders erkennen we dit gevaar. In huidige democratieën lijken we dit gevaar helaas grotendeels te negeren. Het echte gevaar van democratische macht zit hem in de ogenschijnlijke legitimiteitvan deze macht. Een overheid heeft op nationaal niveau slechts een beperkt aantal kerntaken. In hedendaagse democratieën is slechts zelden vastgelegd waar de macht van de regering en het parlement ophoudt en deze kerntaken juist eindigen.
Een constitutionele, federale staat – sterk beperkt in haar financiële en wetgevende mogelijkheden – vormt de beste garantie op een waarborging van natuurlijke, universele grondrechten. Want ook een gekozen leider hoort beperkt te zijn in zijn of haar mogelijkheden het normale leven te dicteren.
0 Comments