Prof. Hans-Martien ten Napel (Leiden) over religie, overheid en politiek (1/2)

by | jun 21, 2024 | Interview | 0 comments


Prof. dr. Hans-Martien ten Napel is hoofddocent aan de rechtenfaculteit van de Universiteit Leiden, waar hij zich toelegt op het kruispunt tussen recht en religie. Professor ten Napel is Senior Fellow van het Center for Religion, Culture & Democracy (VSA) en (co-)redacteur van onder andere “Regulating Morality. A Comparison of the Role of the State in Mastering the Mores in the Netherlands and the United States” (2000), “Constitutionalism, Democracy and Religious Freedom. ‘To Be Fully Human’” (2019) en “Het radicale midden overzee. Verkenningen van het postliberalisme” (2021).   

De voorzitter van het Custodes Instituut en professor ten Napel hadden een anderhalf uur durend gesprek over religie, overheid en politiek. Dit is het eerste deel, en geeft een historisch en actueel overzicht van de christelijk-confessionele partijpolitiek in Nederland.

ROAN ASSELMAN: Professor, in tegenstelling tot in België kent Nederland meerdere partijen die zich uitdrukkelijk beroepen op de christelijke geloofstraditie. Licht u de Nederlandse situatie even toe?

PROF. HANS-MARTIEN TEN NAPEL: In een verder verleden heb ik me intensief met deze vraag beziggehouden, toen ik aan de vakgroep politieke wetenschappen promoveerde op de totstandkoming van het CDA, het Christen-Democratisch Appel. Dat is in België, vermoed ik, de meest bekende confessionele partij in Nederland. De partij kwam tot stand in 1980, ik promoveerde in 1992.

Het CDA was het resultaat van een fusie tussen twee grotere protestantse partijen en één grote katholieke partij. Die protestantse partijen heetten de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk-Historische Unie (CHU), en de katholieke heette de Katholieke Volkspartij (KVP). De onderhandelingen over die fusie startten officieel in 1967, maar informeel werden er al ideeën gelanceerd in de jaren ’50. Die drie partijen waren nooit de enige confessionele partijen in Nederland, maar zij waren wel de grootste. Tussen 1917 en 1967 hadden ze een grote stempel gedrukt op Nederland, al was het maar omdat zij tijdens deze periode gezamenlijk een meerderheid van de Tweede Kamerzetels bezetten.

Wat was er zo bijzonder aan het jaar 1967? Waarom besloten de ARP, de CHU en de KVP formeel een samenwerking te verkennen?

1967 was het verkiezingsjaar dat de neergang van deze confessionele partijen inzette, in het bijzonder die van de Katholieke Volkspartij. Dat jaar viel het aantal Tweede Kamerzetels van de KVP terug met acht, van vijftig naar tweeënveertig, op een totaal van honderdvijftig. De overige twee hielden dat jaar nog stand en de KVP bleef nog de grootste, maar het zou een teken aan de wand blijken. Vier jaar later verloor de KVP nog eens zeven zetels en moesten ze de eerste plaats laten aan de sociaaldemocraten van de PvdA. Ook de ARP en de CHU boerden achteruit.

Die electorale achteruitgang ging gepaard met enkele theologische ontwikkelingen, aan katholieke kant, met het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), maar zeker ook aan protestantse kant. En de vraag werd steeds luider gesteld of er ruimte was voor georganiseerde christelijke politiek en zo ja, hoe deze vormelijk en inhoudelijk gestalte moest krijgen. Dat is vandaag moeilijk voor te stellen op welk detailniveau die besprekingen plaatsvonden, maar dat was serious business.

Om een lang verhaal kort te maken: de onderhandelingen tussen de KVP, de ARP en de CHU resulteerden in een gezamenlijke kandidatenlijst voor de Tweede Kamer-verkiezingen van 1977, getrokken door de recent overleden Dries Van Agt. De eigenlijke fusie vond drie jaar later plaats, in 1980.

Kon het verenigde CDA de neergang stoppen?

Aanvankelijk wel; het CDA zou de volgende dertig jaar een dominante speler op het politieke toneel blijven. De absolute meerderheden, die waren verleden tijd. Maar onder meer door de relatieve centrumpositie die het CDA innam, kon het meeregeren, nu eens met de liberale VVD, dan weer met de sociaaldemocratische PvdA.

Dat betekent niet dat de hele periode vlotjes verliep. Een ander jaar dat van belang is, is 1994. Dat is het jaar waarin ook het CDA dramatisch verloor en terugviel van 54 naar 34 zetels. Die klap leidde tot het eerste kabinet sinds 1918 (!) waaraan geen confessionele partijen deelnamen: het ‘paarse’ kabinet van liberalen en sociaaldemocraten. Zo hebben we er twee gehad.

Daarna kwamen de jaren 2000. De bewogen jaren 2000, kan je wel zeggen. Eerst met de aanslagen van 9/11 in de Verenigde Staten, daarna met de moord op Pim Fortuyn in Nederland. Mede als gevolg van deze turbulente periode won het CDA de verkiezingen van 2002 en kwam de toen nog vrij onbekende Jan Peter Balkenende aan de macht als minister-president. Hij regeerde samen met de VVD én, zij het slechts enkele maanden, met de partij van de inmiddels vermoorde Fortuyn, de Lijst Pim Fortuyn (LPF).

2002. Ik denk dat we dichtbij de intrede van een andere omstreden politicus komen.  

Geert Wilders, klopt. Balkenende zou uiteindelijk tot en met 2010 het land leiden, eerst met de VVD en D66, dan met de PvdA en de ChristenUnie. In 2010 won de VVD van Mark Rutte de verkiezing, werd hij minister-president, in coalitie met het CDA maar met gedoogsteun van de PVV van Geert Wilders. Dat leidde tot heel wat onrust binnen het CDA. Sommigen zeggen wel eens dat die rust sindsdien nooit meer helemaal weergekeerd is (glimlacht). Met een totaal dieptepunt in 2023, toen het CDA neerkwam op vijf zetels.

Al is het CDA niet de enige christelijk-confessionele partij, toch?     

Klopt, al zijn deze partijen niet meteen de grote electorale kanjers. We hebben de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP), een orthodox-protestantse partij. En die komt altijd op zo’n drie zetels uit, nu weer. Er is ook de ChristenUnie, die deelnam aan de laatste twee kabinetten-Rutte en de voorbije verkiezing terugviel van vijf naar ook drie zetels. Maar vijf of elf, het maakt niet echt uit: 2023 was een historisch slecht jaar voor de christelijk-confessionele partijen in Nederland.

Het CDA liep niet leeg; het werd leeggezogen. Door Pieter Omtzigt en zijn Nieuw Sociaal Contract (NSC) en Caroline Van der Plas en haar BoerBurgerBeweging (BBB).

Dan is de vraag of je deze nieuwe partijen natuurlijk bij de confessionele partijen kan rekenen. Zelf doen ze dat in ieder geval niet, al is zeker Pieter Omtzigt natuurlijk wel een kind van de Nederlandse christendemocratie. Maar goed, laten we dan even het nieuwe sommetje maken: het NSC haalde twintig zetels, de BBB zeven. Samen met de zetels van het CDA, de SGP en de CU, kom je nog altijd op maar achtendertig zetels. Beter, maar niet bijster goed.

We hebben het nu vooral over het CDA gehad, maar u vernoemde nog twee andere christelijke partijen: de SGP en de ChristenUnie. Vanwaar komen zij?

De SGP heeft een eigen wordingsgeschiedenis doorgemaakt. Zij werd opgericht in 1918 uit onvrede over de koers van de toenmalige protestantse partijen, de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk-Historische Unie (CHU). Wat deze partij zo bijzonder maakt, is haar eerder theocratische insteek, minstens de belangrijkere rol die zij weglegt voor de kerk in maatschappij en politiek. Dat is trouwens een perfect verdedigbare positie als de christelijke denominatie waaruit je partij gegroeid is, het calvinisme is. Dat was zo voor de ARP, en dat is zo voor de SGP. Nu werd er door de SGP-partijleiding wel degelijk afstand gedaan van het theocratisch calvinisme in zijn meest pure vorm, maar goed: die ambivalentie over de verhouding tussen kerk en staat blijft bij de SGP heel wat prominenter dan bij andere confessionele partijen.

De ChristenUnie, dan. Dat is, net als het CDA, een fusiepartij. De voorgangers waren het GPV, het Gereformeerd Politiek Verbond, en de Reformatorische Politieke Federatie, de RPF. Beide afsplitsingen van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), dus zo kom je toch ook weer bij dezelfde wortels terecht. Het GPV ontstond in 1948, en was het resultaat van een kerkscheuring binnen de Gereformeerde Kerken die de basis vormden voor de ARP. De RPF splitste zich dan weer af in 1975 uit onvrede met de eerder vermelde fusiebesprekingen tussen de ARP en de Katholieke Volkspartij. Politiek pragmatisme was niet aan iedere protestant besteed (glimlacht).

Volgende week: deel twee.


Related Posts

0 Comments