Paul Boonefaes over zelfcensuur, identiteit en sociale mobiliteit

by | mrt 2, 2024 | Interview | 0 comments


Weinig begrippen zo beladen als ‘woke’. Ondernemer Paul Boonefaes schreef er daarom een boek over: ‘Zwijg! Waarom woke niet deugt’ (Ertsberg, 2021). Eerder dit jaar werd bekendgemaakt dat Boonefaes de Europese lijst van het Vlaams Belang duwt. De voorzitter van het Custodes Instituut sprak met de auteur over identiteit, gelijkheid en gemeenschap(pen).

ASSELMAN: Laten we beginnen bij het begin: het ‘woke’ denken, vanwaar komt dat?

BOONEFAES: Ik denk dat onze elite na het einde van de Koude Oorlog haar doel wat kwijt raakte. De strijd van het westers liberalisme tegen het oosters communisme, van de westerse democratie tegen de oosterse dictatuur, bleek plots heel wat minder relevant. En het wrakhout dat boven kwam drijven, dat deze strijd verving, dat was de gender- en LGBTQIA-ideologie. Een ideologie die, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, helemaal niet het beste voorheeft met vrouwen of homo’s, maar net de pilaar van vrouwen- en homorechten, het biologisch geslacht, deed en doet afbrokkelen. Twee soorten rechten die ik overigens bijzonder belangrijk vind.

U schreef eerder dat woke de individualiteit en de uniciteit van de burger, de mens ondermijnt.

En dat op verschillende manieren. Kijk bijvoorbeeld naar onze wet op de ecocide. Daarmee wordt de status van de mens gelijkgetrokken met die van de plant. Ik vind dat een bijzonder kwalijke evolutie die de unieke missie van de mens totaal teniet doet. Alsof wij niet meer zijn en doen dan een bloemkool. Een ander voorbeeld: de wetten tegen conversiepraktijken. Op het eerste gezicht een goed idee, ik begrijp waarom dat in theorie populair is. Maar die wet gaat veel verder dan wat de naam doet vermoeden. Het wordt bijvoorbeeld onmogelijk om de notie ‘gender’ te betwisten. Ik vind dat nochtans een totale fictie; er zijn twee geslachten en een oneindig aantal persoonlijkheden, maar de logica gebiedt ons ook om daar te stoppen.

Het transgenderisme is daarvan een goed voorbeeld. Kijk, een man is een man en een vrouw is een vrouw. Als je zegt dat eenieder die zegt dat hij een ‘vrouw’ is ook werkelijk een ‘vrouw’ is, dan maak je je schuldig aan een cirkelredenering, een totaal onlogisch iets. Dat kán gewoonweg niet kloppen. Maar gender, en dan vooral de genderflexibiliteit, is zo’n centraal gegeven van het woke-denken, dat iedere betwisting wordt afgedaan als haatspraak en steeds vaker ook vervolgd wordt door de Staat.

“Vrije meningsuiting wordt vervangen door taalvoorschriften en haatspraakwetten”, schrijft u op X. Kan u dit duiden?

Haatspraak is alles wat het regime niet bevalt. Als je woorden gebruikt die tien jaar geleden perfect aanvaardbaar waren en vandaag plots als ‘discriminerend’ of ‘hatelijk’ worden bestempelt, wordt je overladen met Israël. Haatspraak is een manier om de bevolking te intimideren met een concept dat dermate vaag is, dat eenieder zich eraan kan bezondigen. Het is bijzonder ruim, bijzonder vaag en het verandert constant en zeer snel. Dat leidt tot zelfcensuur en een verenging van het debat, maar ook van, bijvoorbeeld, wetenschappelijk onderzoek.

Een voorbeeld dat ik vaak citeer is dat van een wetenschapper aan een universiteit in het Verenigd Koninkrijk (Anna Krylov, red.) die meldde dat de oprichting van een DEI-afdeling (diversity, equity and inclusion, red.) aan haar universiteit ervoor zorgde dat zij en haar collega’s geen vrij onderzoek meer kunnen verrichten. Ze moet het fiat krijgen van de DEI-censuur vooraleer ze bepaalde zaken mag onderzoeken. Maar in zo’n onderzoek kan je helemaal geen onderzoek meer doen! En het drama is dat je de schade daarvan niet eens in kaart kan brengen. Want hoe kan je immers weten wat het resultaat zou zijn geweest van onderzoek dat niet gevoerd werd. We weten niet wat we niet weten.

Ik vermoed dat deze bedenkingen minder spelen in China of Rusland?

Dat kan je wel zeggen, ja (glimlacht). We vergroten daarmee enkel de afstand — of verkleinen hem, als je denkt dat we nog steeds voorliggen — met onze geopolitieke concurrenten en vijanden. Het woke-isme is het mooiste cadeau aan de vijanden van het Westen, aan Xi, aan Poetin. Die mensen lachen zich een breuk, hè. Het Westen schiet zich voortdurend in de voet; we slagen er niet meer in om een volwassen debat te voeren, om vooruit te gaan als maatschappij. Dat terwijl we onszelf steeds verder liggen op te delen in allerlei identitaire groepjes. Die polarisatie is by design. Woke is echt dé cocktail van de allerslechtste ideeën van de voorbije eeuw, van doorgedreven individualisme, van hyperegalitarisme.

Wat denkt u over de zgn. positieve discriminatie? Sommige opinie- en beleidsmakers betogen dat bepaalde gemeenschappen voorgetrokken moeten worden om een bepaald historisch onrecht te remediëren. 

Dan vraag ik me eerst af: wat bedoel je met die ‘gemeenschappen’? Ik ontken dat die bijzondere gemeenschappen bestaan. Voor mij is er maar één gemeenschap, en dat is de natie, bestaande uit burgers die ervoor kiezen om samen een gemeenschap te vormen en die solidair met elkaar wensen te zijn. Al de rest…

Denk aan de ‘holebigemeenschap’. Dat gemeenschappelijke valt vaak zwaar tegen. Ik denk aan de ‘coming out’ van Chris Janssens (fractieleider van het Vlaams Belang in het Vlaams Parlement red.). Die man is homoseksueel, maar ook rechts-conservatief, en dus mag hij geen deel uitmaken van de holebigemeenschap. Dat slaat natuurlijk nergens op als homo’s een gemeenschap zouden zijn. Dan ben je daar lid van, ongeacht je politieke overtuigingen. Een ander voorbeeld is Assita Kanko. Lid van de zwarte gemeenschap, zou je denken, maar het feit dat ze rechts is en lid is van de N-VA, maakt haar eigenlijk blank. Een Oreo, zeggen ze dan. Opnieuw: waar is de gemeenschap?

En die positieve discriminatie, die bestaat ook niet. Er bestaat enkel discriminatie. Als je bepaalde groepen, geen gemeenschappen, hebt die om de ene of de andere reden problemen ondervinden, dan moet een solidaire maatschappij hen helpen zodat zij zichzelf kunnen helpen. Je kan een case maken om een extra inspanning te doen voor groepen die moeite hebben; het omgekeerde zal ik niet beweren. Maar discrimineren, dat vind ik altijd fout.

Geen genderdiscriminatie dus om meer vrouwen in de ingenieurwetenschappen te duwen en meer mannen in de verpleegkunde?  

Wat mij betreft niet, neen. Trouwens, die notie dat vrouwen, want daarover gaat het eigenlijk, een extra duw in de rug nodig hebben, klopt gewoon niet. Die positieve discriminatie speelt hier zelfs niet. Kijk naar de statistieken, naar de cijfers.

Mannen doen het veel slechter dan vrouwen wanneer zij in een eenoudergezin worden grootgebracht, en eenoudergezinnen zijn veel prominenter aanwezig dan pakweg vijftig jaar geleden. Het onderwijssysteem is meer georiënteerd naar vrouwen, want gedomineerd door vrouwen. Drieënnegentig procent van de mass shooters in de Verenigde Staten zijn mannen. De kans op overdosissen is drie keer groter bij mannen. Voor zelfmoord is dat zelfs vier keer zo groot. Voor iedere honderd masterdiploma’s die door jonge vrouwen in ontvangst worden genomen, worden er maar zeventig aan mannen verleend. Dát zijn de cijfers die ons zouden moeten bezighouden, niet hoeveel CEO’s van de BEL20 man of vrouw zijn.

Hoe verklaart u de ‘tradwife’ trend die vooral op sociale media de gemoederen beroert?

Ik vind het zeer goed dat vrouwen, in tegenstelling tot vroeger, hun toekomst vrij kunnen kiezen. En net zoals het normaal was voor de feministen van de 19de en 20ste eeuw om waakzaam te zijn voor de rechten van vrouwen, moet dat vandaag ook het geval zijn voor mensen die zich zorgen maken over de problemen waarmee mannen te kampen hebben. Die twee sluiten elkaar helemaal niet uit.

Maar om terug te keren naar uw vraag: die vrije keuze is deels een illusie. Vrouwen worden soms in een rol gedwongen die de hunne niet is. De laatste zestig jaar zijn alle remmen op de ontplooiing van de vrouw weggenomen, en dat is in beginsel een goed iets. Maar vrouwen hebben vandaag niet echt de vrije keuze om thuis te blijven, het huishouden te verzorgen en voor de kinderen te zorgen. Dat zij dat zouden verkiezen boven pakjes scannen in een Google-magazijn, wordt als iets vreemd, iets verraderlijk ervaren. Die hyperfocus op professionele ontwikkeling is misschien wel leuk voor de hogere middenklasse, voor vrouwen die advocaat of dokter willen worden, maar voor iedereen “daaronder’ is dat een ander verhaal. Dat zijn nu niet meteen de jobs waar je waanzinnig veel voldoening uithaalt. En toch moeten ze dat doen, deels omdat ze anders vreemd bekeken worden, deels omdat het gezin anders niet rondkomt. Is dat dan niet jammer, vraag ik me af.

Clogs in the corporate machine.

Wel, de grootste vijand van de vrouw die zich wil toeleggen op haar gezin is natuurlijk het bedrijf. Voor een bedrijf is een zwangerschap bijvoorbeeld niets meer dan een obstakel voor hogere productiviteit, hogere winsten. Als het van mij zou afhangen, als ik het morgen voor het zeggen had (glimlacht), krijgt een vrouw die mama wil worden achttien maanden zwangerschapsverlof. Geen zes, zoals vandaag, maar achttien. Dat is nodig voor het kind, maar ook voor de moeder.

Als we het vandaag over ‘vrouwenrechten’ hebben, dan hebben we het meestal over economische of professionele rechten, maar zelden over het sociaal-culturele. Vrouwen hebben toch meer waarde dan louter als productie-eenheid in een kapitalistisch systeem? We moeten opletten met een samenleving die de mens reduceert tot arbeider, bediende of zelfstandige. En dat geldt zeker voor de vrouw die misschien een ander levenspad hoopt te bewandelen.

Twee inkomens zijn soms wel de enige manier om aan echte sociale mobiliteit te doen. Je moet rondkomen, en liefst ook wat sparen.    

Na de Tweede Wereldoorlog was de economie voldoende goed en de koopkracht voldoende hoog dat gezinnen niet enkel konden overleven met één inkomen, maar ook een goed leven konden opbouwen, zowel voor zichzelf als voor hun kinderen. Een man had in die context een bepaalde rol: protect, provide en preside. Hij was de kostwinner. Dat systeem was niet perfect, maar de rollen waren helder. En dan zie je tijdens de jaren ’70 dat door de delokalisatie van de industrie en de toenemende immigratie, de curve van de koopkracht enerzijds en de curve van de productiviteit anderzijds uit elkaar beginnen te groeien. Het wordt niet langer een kwestie van met twee te willen gaan werken, maar van met twee te moeten gaan werken. Dat was een revolutie in onze maatschappij, en daar zijn we eigenlijk nog altijd mee aan het sukkelen.

Het hele woke-verhaal kan trouwens niet los gezien worden van de economische situatie na de Tweede Wereldoorlog. Deze ideeën leefden al decennia aan de universiteiten, maar kregen nooit voet aan grond in de ‘echte’ samenleving. Zolang iedereen erop vooruitging, iedereen een auto kon kopen, iedereen een kleuren-tv had, had niemand daar boodschap aan. Maar naarmate die groei begon te vertragen in de jaren ’70, groeide het publiek voor dit nieuwe marxisme, het cultuurmarxisme.

De populariteit van het woke-isme is gerelateerd aan de gebrekkige sociale mobiliteit?

Ik denk dat wel, ja. Het geeft een uitleg voor een probleem, maar de uitleg is de foute, om nog maar te zwijgen over de aangereikte oplossing. Woke vertelt de mensen dat het hun fout niet is, dat zij een slachtoffer zijn en dat zij onderdrukt worden door een vage derde, vaak een groep, vaak een groep van blanke, heteroseksuele, welvarende mannen. En de enige manier waarop de ‘onderdrukten’ zich kunnen losweken van hun ‘onderdrukkers’ is niet door zichzelf op te werken, maar door de onderdrukkers naar beneden te halen. Een levensgevaarlijk mens- en maatschappijbeeld.


Related Posts

0 Comments

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *