Dr. Michaël Bauwens over vrijheid en tolerantie

by | okt 5, 2024 | Interview | 0 comments

Dr. Michaël Bauwens studeerde wijsbegeerte aan de Universiteit van Gent en de KU Leuven. Aan die laatste universiteit behaalde hij in 2018 zijn doctoraat aan het Hoger Instituut voor de Wijsbegeerte met een thesis over de metafysica van instituties. Sinds 2019 is hij verbonden aan de Universiteit van Antwerpen. Zijn onderzoek situeert zich op het snijgebied van de sociale filosofie en de filosofische theologie.

De voorzitter van het Custodes Instituut sprak met dr. Bauwens over liberalisme, vrijheid en tolerantie.

ROAN ASSELMAN: Waarom, denkt u, is abortus zo’n belangrijk speerpunt van de liberale strijd? Waarom wordt net abortus verheven tot een seculier sacrament?

MICHAËL BAUWENS: We weten dat abortus een menselijk gegeven is. Ook in het verleden geraakten mensen ongewenst zwanger, en kozen ze er om allerlei redenen voor om die zwangerschap vroegtijdig te beëindigen, om het kind te doden. De toename van het ideologisch belang van die mogelijkheid situeer ikzelf op het kantelpunt van de moderniteit.

Het christendom heeft zich altijd verzet tegen abortus vanuit een zeer specifieke, religieuze overweging, met name dat ieder persoon gemaakt is naar het beeld en de gelijkenis van God. De Kerk is daarom altijd zeer rechtlijnig geweest in haar verzet, ook al tijdens de Romeinse tijd toen abortus ook al gangbaar was.

Nu, dat verzet, dat vond plaats binnen een bijzonder metafysisch kader: zaken hebben een bepaalde waarde, en die waarde ligt vast. Het Goede is een realiteit en de zinvolheid van het leven bestaat erin om ons naar het Goede te richten. Dat Goede is niet subjectief, maar objectief — al zijn ‘subjectief’ en ‘objectief’ op zich al moderne termen die niet zo handig zijn om de zaken te duiden. De Kerk heeft die metafysische vastheid, die al bestond in de Klassieke Oudheid, overgenomen.

De moderniteit bracht daar verandering in.

Wat gebeurde tijdens de moderniteit, was de verheffing van de vrijheid tot het allerbelangrijkste in de kosmische rangorde. Het individu kan zich niet alleen vrij richten naar het Goede, maar wordt uiteindelijk vrij om te bepalen wat het Goede is. Het Goede is niet langer iets dat los van ons staat en waarnaar we ons moet richten, het is iets wat we zelf mogen en misschien zelfs moeten bepalen. Dat is een heel moderne manier van denken, en wordt politiek vertaald in het liberalisme, wat natuurlijk de politieke filosofie bij uitstek van de moderniteit is.  

Volgens deze filosofie is de enige beperking aan iemands vrijheid de vrijheid van een ander. Wie ooit eens een liberaal traktaat heeft gelezen, zal deze zin zeker herkennen. En abortus is natuurlijk een zeer moeilijk, maar ook zeer belangrijk en fundamenteel toepassingsgeval. Is de moeder vrij om te bepalen of wat in haar baarmoeder groeit een levend wezen is dat bescherming geniet?

Is dat niet dezelfde ideologie die genocides toelaat? De ideologie die mensen toelaat om te bepalen wie ‘echte’ of ‘waardige’ mensen zijn?

Er is een verschil: de tragedies van de 20ste eeuw kaderden zich vooral binnen het denken van de natiestaat. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), een sluitstuk van de liberale wende, is net dat: universeel, dus de natiestaat overstijgend. Ze gaat uit van het idee dat bepaalde rechten toekomen aan alle individuen, ongeacht nationaliteit, ongeacht etniciteit.  

Iemand moet natuurlijk ‘het individu’ definiëren. Het volstaat om iemand te dehumaniseren om hem of haar uit het toepassingsgebied te sluiten.

Tijdens de aanname van de UVRM werd besproken of er iets geëxpliciteerd moest worden over de metafysische fundering van de rechten vervat in de Verklaring. De opstellers hebben dat uiteindelijk niet gedaan. Typisch voor het liberalisme is dat ze zo’n moeilijke kwesties liever achterwege laten. Iedereen mag zijn eigen draai geven aan het ‘waarom’, de enige consensus die er moet bestaan, is over het ‘wat’: welke rechten, op wie zijn ze van toepassing? En wie bepaalt het ‘wat’? Wij, het parlement, de verdragsluitende naties, kortom: de wetgever. Zo’n constructivistische visie op mensenrechten is natuurlijk beangstigend, omdat ze steeds in flux is, nooit vaststaat. Dat is natuurlijk onvermijdelijk wanneer men ieder extern metafysisch kader loslaat.

Wat denkt u van het bij abortus gehanteerde onderscheid tussen ‘gewenste’ en ‘ongewenste’ kinderen? Waarom is ‘gewenst zijn’ een relevant onderscheidend criterium?

Ik denk dat er vaak gesproken wordt over een ongewenste zwangerschap, niet over een ongewenst kind. Hoewel wat u zegt juister is en nauwer aansluit bij de realiteit. Maar dat komt natuurlijk omdat spreken over een ongewenst persoon veel gruwelijker klinkt dan spreken over een ongewenste, tijdelijke fysische toestand. Een zwangerschap lijkt dan meer op een ziekte.

Dat ‘gewenst zijn’ relevant blijkt te zijn, sluit natuurlijk helemaal aan bij datgene waarover ik het zonet had: de vrije bepaling van het Goede en het waardevolle. Blijkbaar is een mensenleven, zolang het zich binnen de baarmoeder bevindt, maar goed of waardevol zolang het ‘gewild’ is. Daarbuiten spelen dan andere overwegingen, zoals universele en individuele rechten tussen personen. Het probleem met abortus is dat het zich binnen de ‘landsgrenzen’ van een persoon afspeelt.

Kan een samenleving bestaan als het enige wat de mensen bindt de vrijheid is om te verschillen van elkaar?

Daarmee gaan we natuurlijk naar de kern van de zaak. Kijk, vrijheid as such is niet iets negatief. Vrijheid heeft ook sterk christelijke wortels, dat wordt wel eens vergeten. Als je naar het pre-christelijk denken kijkt, is dat idee van een diepe vrijheid eigenlijk onbestaande. Iedereen heeft zijn plaats, zijn lot en daarover heeft men niet bijster veel te zeggen. Het idee dat de mens vrij is, en dat vrijheid een hoog goed is, is christelijk. Wanneer men zegt dat de mens geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God, bedoelt men daarmee dat de mens een intellect heeft én dat de mens vrij is. We mogen dus nooit onderschatten hoe belangrijk die vrijheid is. Het samenleven op de meest vrije manier, kan ook vanuit die invalshoek bekeken worden.

Nu, de manier waarop het liberalisme als politieke filosofie die vrijheid invulling heeft gegeven, is uiteindelijk verweven geraakt met ‘tolerantie’. Geen dikke invulling, de vrijheid om het Goede te doen, maar een eerder dunne invulling, de mogelijkheid om op dezelfde plek te bestaan en elkaar niet om de haverklap naar de keel te vliegen. Vrijheid en tolerantie zijn twee verschillende begrippen die binnen het politiek liberalisme zijn samengesmolten.

Bouwt u even verder op dat begrip ‘tolerantie’?

Tolerantie kan natuurlijk maar bestaan ten aanzien van een gepercipieerd Kwaad. Tolerantie betekent dat je iets fout, verwerpelijk, zelfs gevaarlijk vindt, en tóch niet zal proberen de persoon die de drager is van die foute of verwerpelijke opvattingen te bestrijden. Religieuze tolerantie is daar een uitstekend voorbeeld van, waarbij de aanhangers van verschillende godsdiensten elkaar van ketterij beschuldigen, maar er toch voor kiezen om elkaar niet met het zwaard te bekeren. Maar dat is dan niet omdat ze hun verschillen of geschillen waardevol vonden, laat staan omdat ze het vierden.

Maar het hedendaagse liberalisme heeft van ‘tolerantie’ iets inherent positiefs gemaakt. De diversiteit over de denkbeelden omtrent Goed en Kwaad is iets wat gevierd moet worden. De enige mening over het leven van een ander persoon die men nog mag hebben, is dat het goed is dat de andere op eender welke manier zijn leven mag leven. Dat is de verheffing van tolerantie tot de ultieme waarde, en eenmaal men dat doet is er natuurlijk wél een zeer bepaalde invulling van Goed en Kwaad, maar dan een die zichzelf vermomt alsof ze die discussies over Goed en Kwaad net overstijgt met dat pleidooi voor verdraagzaamheid.       

Related Posts

0 Comments