Mathieu Cockhuyt (N-VA) over de stedelijke drugsproblematiek

by | jun 1, 2024 | Interview | 0 comments


De correcte behandeling van (hard)drugs is een splijtzwam, ook aan de politieke rechterzijde. Sommigen hopen het goedje te verbieden, terwijl anderen meer heil zien in legalisering en regulering. De voorzitter van het Custodes Instituut sprak met Mathieu Cockhuyt, voorzitter van Jong N-VA Gent en kandidaat-Kamerlid voor kieskring Oost-Vlaanderen, over zijn visie op drugs en beleid.

ROAN ASSELMAN: Mijnheer Cockhuyt, volgens sommigen wordt de ‘War on Drugs’ gevoerd tegen een vijand die niet te overwinnen is. Moeten we de strijd beter opgeven? If you can’t beat them, join them?

MATHIEU COCKHUYT: Het hoofd buigen voor narcoterreur is een zwaktebod. De overstap van straatdrugs naar staatsdrugs verlaagt de drempel om te gebruiken. Landen met een links-laks beleid zien het gebruik toenemen, de criminaliteit stijgen en de zwarte markt draait er als een tierelier. Het werkt niet en het is immoreel. Alcohol en tabak bezorgen ons al genoeg vreugde.

Trouwens, wat is het alternatief? Wat betekent dat: join them? Kijken we dan naar de vrije markt zoals in sommige staten in Amerika? Dan zet je de poorten van Hades wagenwijd open. Beursgenoteerde cannabisbedrijven, die er alle belang bij hebben om het gebruik te stimuleren, schoten daar als paddenstoelen uit de grond. Niet veel later kochten tabakgiganten deze bedrijven op. Zij hebben ervaring met het lobbyen om regulering te dwarsbomen en onderzoek te manipuleren. Dat gelobby is nodig om toch concurrentieel te zijn met de zwarte markt. Een concurrentieslag die de zwarte markt altijd wint. En dan spreken we alleen nog maar over cannabis.

Sommigen zien een rol weggelegd voor de Staat, ook als het gaat over productie en verkoop.

Sommigen ter linkerzijde, zoals Vooruit-lijsttrekker Jinnih Beels, dromen over een overheid die coke verkoopt. Een overheid die inzet op een rookvrije generatie, maar tegelijk wel drugsdealer wordt, kan het cynischer?

Los van het morele vraagstuk brengt het heel wat praktische vragen met zich mee. Snuiven we dan een lijntje bij het dessert? Of mag het enkel thuis? Staat er een limiet op de hoeveelheid die de consument mag kopen? Zullen gebruikers niet op zoek gaan naar straffer spul op de illegale markt? Hoe drukken we de prijs zodat de gebruiker niet langer koopt op het illegale circuit? Je fix halen tegen dumpingprijzen bij het overheidswinkeltje om de hoek, willen we dat? Eens je deze vragen stelt hebben de herauten van een legalisering geen verhaal.

De legalisering van drugs zou een welkome inkomstenbron zijn voor een overheid die de budgettaire gaten niet gevuld krijgt.

Sommige voorstanders werpen op dat de nieuwe inkomsten die legalisatie genereert kan aangewend worden om preventie en hulpverlening te financieren. Maar buitenlandse voorbeelden leren dat die middelen vooral gebruikt worden om de levensvatbaarheid van de legale markt te ondersteunen en het illegale circuit te bestrijden.

Het legaliseringsdebat is dan ook niet meer dan een leuk gedachte-experiment. Met het legaliseren van drugs valt er meer te verliezen dan te winnen. De criminaliteit zal in het beste geval hetzelfde blijven, alleen met meer verslaafden.

Dan toch maar de ‘War on Drugs’ verderzetten?

Laten we deze eindelijk eens serieus aanvatten, denk ik dan. Wanneer krijgen we een gespecialiseerd drugsagentschap? Waar blijft de Joint Intelligence- en Investigation-aanpak, in samenwerking met Europese en internationale partners? Raak de georganiseerde misdaad waar het pijn doet: in de portemonnee. Volg de geldstromen tot in het buitenland. Beveilig de havens waar de drugs binnenkomen. We kunnen nog zoveel meer doen.

Bottom-line: een totaalaanpak van drugs moet de ambitie hebben om drugscriminaliteit aan te pakken, gebruik te verminderen en verslaafden te re-integreren in de samenleving. Anders gezegd: voorkomen waar kan, helpen waar nodig en bestraffen waar moet. Dat is alvast mijn ambitie.

‘Drugs’ is een heel ruime categorie. Cannabis wordt soms voorgesteld als een onschuldige variant, maar gebruik en verhandeling blijft in de meeste gevallen illegaal.

Het gedoogbeleid voor kleine hoeveelheden cannabis is één van de vele kwalijke erfenissen van voormalig premier Guy Verhofstadt (Open VLD). Om een hardnekkig misverstand de wereld uit te helpen: een gedoogbeleid betekent dat aan de feiten geen vervolgingsprioriteit wordt gegeven, maar ze blijven wel strafbaar. Zo’n halfslachtig gedoogbeleid verlaagt de drempel om te gebruiken en zorgt alleen maar voor onduidelijkheid. “We zijn er een beetje tegen, maar toch niet helemaal…”

Kiezen we dan voor een legalisering? De zestienjarige versie van mezelf zou dat fantastisch vinden. Een jointje moet weleens kunnen. Maar zo onschuldig is het niet. Het THC-gehalte (de belangrijkste psychoactieve stof) in cannabis is de voorbije decennia enorm toegenomen. Frequent cannabisgebruik heeft verwoestende cognitieve en neurologische gevolgen, vooral voor adolescenten. Het is ook helemaal niet te vergelijken met het drinken van een pintje. Daar krijg je geen psychose van.

Sommige jurisdicties probeerden het al. Canada, bijvoorbeeld.

Een totale flop: het gebruik nam toe, de zwarte markt draait er als een tierelier en de export explodeerde. Hipsterhoofdstad Portland in Oregon (VS) decriminaliseerde (dat is nog geen legalisering) drugbezit met de zogenaamde ‘Measure 110’. De gevolgen zijn rampzalig: dakloze fentanyljunks en openlijk druggebruik. Nu zijn er debatten in Portland over het recriminaliseren, maar dat is lastig. Eens de tandpaste uit de tube is krijg je die er maar moeilijk terug in. Dat is dé les van de drooglegging in de vorige eeuw.

De legaliseringspleidooien zullen ook niet eindigen bij cannabis. Waar trek je dan de grens? Bij cocaïne, waar de narcoterreur zich nu situeert? Of bij crystal meth?

Alle argumenten pro legalisering zijn dezelfde argumenten die links-progressieven gebruikten in de jaren ’60 – ‘70 in Nederland, zoals wel vaker een gidsland. In deze een gidsland van hoe het niet moet. Nederland werd de wietschuur van Europa. Er ontstonden cannabismiljonairs, die legale drugs verkochten via de voordeur en illegale drugs verhandelden via de achterdeur. Vandaag is Nederland een narcostaat waar op klaarlichte dag journalisten en advocaten worden geliquideerd.

Wat maakt u van het liberale argument voor legalisering, met name dat drugsgebruik een vrije, eigen keuze behoort te zijn? Niet enkel in het kader van cannabisgebruik, maar ook van hardere middelen, zoals cocaïne, heroïne of fentanyl?

Ik studeerde maatschappelijk werk, criminologie en bestuurskunde. Ik liep stage bij de lokale recherche in Gent en hulpverleningscentrum De Sleutel. Ik kwam maar tot één conclusie: de voorstanders van legalisering zijn er zelf niet vies van en behoren tot een bepaalde kosmopolitische elite die leeft volgens “vrijheid, blijheid”. Dat is een infantiele invulling van het vrijheidsbegrip.

Ik pas voor Huxley’s Brave New World, waarin iedereen zich vrij en blij tegoed mag doen aan allerlei narcotica. Het liberale argument stelt dat mensen vrij zijn om zich te laven aan hun roesmiddel naar keuze.  Individueel druggebruik is op het eerste zicht immers niet in strijd met het schadebeginsel van John Stuart Mill. Ik vind dat weinig overtuigend. Geen enkele vrijheid is absoluut. Niet iedereen beschikt over de wilskracht om middelen te weerstaan die ontworpen zijn om je wilskracht te breken. Het is bovendien onmogelijk om een individu verantwoordelijk te stellen voor alle gevolgen van zijn gebruik, en het liberale argument impliceert dat een gemeenschap niet het recht heeft om een moraal voor te spiegelen én af te dwingen.

De legalisering van drugs zou niet iedereen even hard raken?

De yuppies kunnen zich laven aan roes- en genotsmiddelen zonder ernstige gevolgen. Zij hebben voldoende vangnetten. Maar de meest kwetsbaren in onze samenleving hebben dat niet. Zij incasseren de gevolgen van de snuif- en slikzucht van de elite. Wie woont er in verloederde buurten? Wie wordt geconfronteerd met druggerelateerde overlast? Wie komt terecht in de neerwaartse spiraal van verslaving? Niet de feestneuzen, veilig achter de gevels van hun villa’s.

Als je het toch zou doen, moet je het wereldwijd doen en meteen ook voor alle drugs. Dan verschuift de eindverantwoordelijkheid naar het individu. Zoals de vervuiler betaalt, betaalt dan ook de gebruiker. Iedereen die gebruikt moet zich maar privé laten bijverzekeren voor zijn drugshobby. Maar is dat de samenleving die we willen?

U deelt een kieskring met voormalig Vooruit-voorzitter en huidig lijstduwer Conner Rousseau. Hij pleitte er onder meer voor om na te denken over het ‘recht op kinderen’. Ook uw partijgenote en Kamerlid Valérie Van Peel deed voorstellen in die richting. Moeten personen met een drugsproblematiek het ouderschap ontzegd worden?

We denken altijd dat ouders het goed voorhebben met hun kinderen. Reality check: dat is niet zo.

Soms is het beter om een kind een eerste kans te geven, in plaats van een moeder een zoveelste. Als gemeenschap hebben we de plicht om onze kinderen beter te beschermen. In extreme gevallen moet een rechter extreme maatregelen kunnen nemen.

Kijk, ik ben begonnen als parlementair medewerker van Valerie en ik beschouw haar toch een beetje als mijn politieke moeder. Ik zou graag haar strijd voor kinderrechten verderzetten.  Haar wetsvoorstel om te kunnen ingrijpen indien verslaafde moeders weigeren zich te laten behandelen staat dan ook hoog op mijn prioriteitenlijstje.

Het moet mogelijk zijn om verslaafde vrouwen onder toezicht te plaatsen, indien nodig zelfs verplicht te laten afkicken tijdens de zwangerschap, en als het echt niet anders kan een kind al van voor de geboorte te plaatsen.

Ik maak het concreet: een zwangere vrouw is verslaaft aan heroïne. Haar drie kinderen werden geboren met afkickverschijnselen. De fysieke en mentale schade is enorm. Vervolgens werden ze aan hun lot overgelaten en belandden ze toch in de jeugdzorg. Moeten we dat opnieuw laten gebeuren bij een vierde kind? Ik durf nog verder gaan. Misschien moeten we wel nadenken over, tijdelijk, verplichte anticonceptie als onderdeel van een behandelingstraject.

Dat geldt evengoed voor zware gevallen van kindermishandeling. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor het lokaal sociaal beleid en maatschappelijk assistenten. Ik besef dat ik hiermee tegen heilige huisjes schop, maar we mogen dit debat niet langer uit de weg gaan. In Nederland kan het al. Waar wachten we nog op?

Een markt kan enkel bestaan indien er vraag én aanbod is. Hoe gaan we als samenleving om met drugsverslaafden? En kan de overheid helpen om ook de vraag, niet enkel het aanbod, te beteugelen?

Het heeft weinig zin om verslaving te beantwoorden met harde repressie. Maar zeggen dat gebruikers hun handen in onschuld wassen is de waarheid geweld aandoen. Drugs ontwrichten de samenleving en corrumperen onze jeugd. Gebruikers hebben bloed aan hun handen. Ook de yogasnuivers die in de week geen vlees eten, maar in het weekend een lijntje leggen moeten goed beseffen dat er geen fairtraidecocaïne bestaat. Hun pleziertje heeft een verwoestende impact op de bevolking en het milieu in Zuid-Amerika.

De realiteit is helaas dat drugs sterk aanwezig zijn in onze samenleving. Daarom is preventie belangrijk. Van onderwijs, jeugdzorg tot onze arbeidsmarkt en de gezondheidssector. Drugs moeten geassocieerd worden met losers. Maar vandaag worden ze al te vaak geassocieerd met jong en succesvol.

U woont in Gent. Uw stad, bestuurd door Open VLD, Groen, Vooruit en CD&V, kwam recent nog in het nieuws over de normalisering van druggebruik.

In Gent, waar ik woon, gaan ze zelfs nog verder in het normaliseren van drugs en organiseerde een vzw een XTC-expo. Het leek wel een snoepwinkel. De vzw kreeg hiervoor nota bene subsidies van het paarsgroene stadbestuur. Onbegrijpelijk! Het normaliseren van drugs is nooit een oplossing. En al zeker niet met belastinggeld. Dat was beter gebruikt voor preventie en sensibilisering.

En als ik misschien nog één misverstand de wereld mag uithelpen, bij de war on drugs denken mensen alleen aan het repressieve luik. Maar er is ook preventie en hulpverlening. Dat sociaal flankerend beleid is een cruciaal onderdeel van de strijd tegen drugs. Ik denk aan de drugsbehandelingskamer, waarbij de rechter bij de strafmaat rekening houdt met de inspanningen van de gebruiker om een hulpverleningstraject te volgen. De focus ligt hierbij op hulpverlening met een gevangenisstraf als stok achter de deur. Maar ik denk ook aan housing first-projecten.


Related Posts

0 Comments