Oud-ambassadeur Mark Geleyn over België in het buitenland: “Ideeën hebben gevolgen”

by | mrt 30, 2024 | Interview | 0 comments


Mark Geleyn (°1944) trad na zijn studies aan de St Ignatius hogeschool in diplomatieke dienst. Hij was onder meer woordvoerder van het ministerie, was op post in Rome, Kinshasa en Parijs en diende als ambassadeur in Israel (1997-2000) en Duitsland (2006-2011). Van 2003 tot 2006 was hij directeur-generaal Bilaterale Betrekkingen op Buitenlandse Zaken. Dhr. Geleyn is lid van de christelijke denktank Logia. Zijn interventies in het openbare debat zijn terug te vinden in o.a. Doorbraak, Joods Actueel, Knack en The European Conservative. Sinds 2023 is hij lid van de Raad van Advies van het Custodes Instituut.

ROAN ASSELMAN: Ambassadeur, is de positie van België in de wereld er de voorbije vijf jaren op verbeterd of verslechterd?

MARK GELEYN: De faam van België is niet verslechterd. Die was al slecht, al een kwarteeuw.

Onze communautaire conflicten maakten onze staat stuurloos en machteloos. Onze besluitvorming verloopt als een permanente diplomatieke conferentie van substaten. Wegens onze verdeeldheid kunnen we in de EU vaak niet eens stemmen. Onze buurlanden zien België minder als volwaardige staat en eerder als een “kwestie België”, op de rand van het uiteenvallen, zoals destijds het Ottomaanse rijk.  

Daarbovenop gingen onze regeringen zich profileren op bizarre thema’s, die een wijze regering vermijdt. Zo wilde Paarsgroen ons gerecht “universeel competent” maken. Die obsessie bracht ons aan de rand van het internationaal ostracisme. In de NAVO liggen we sinds een kwarteeuw dwars, hoewel wij als gastland er het meest van profiteren. Onze defensie-inspanningen zijn bij de laagste onder de bondgenoten. Onze defensiehulp voor Oekraïne is onbeduidend. Of neem Israel: daar waar alle EU-staten minder of meer kritiek opperen tegenover Israëls beleid, trappelt België samen met Ierland, Malta en Spanje in een uitgesproken anti-Israel groep. Zo sluiten we onszelf bij voorbaat uit van enige bemiddelingsbijdrage, of zelfs van begrip vanwege de EU-grootmachten.

Laten we inzoomen op de relaties van de lidstaten van de Europese Unie. Wat maakt u van de gespierde taal van politici als Guy Verhofstadt, de leider van de liberalen in het EU-Parlement, gericht aan landen als Polen en Hongarije?

Na de val van het communisme zochten de Midden-Europese volken opnieuw houvast in vroegere Europese cultuurpatronen en in de eigen natie als eerste kader van solidariteit. West-Europese landen daarentegen legden een heel ander parcours af. Hen ging het om verzoening en integratie. Maar zij doorliepen ook een tweede parcours: dat van de triomftocht van het liberalisme. Die ideologie maakte van de individuele autonomie een prioriteit. Bindingen met volk, geloof, traditie, met het transcendente, pasten niet in dat wereldbeeld. De nieuwe liberale democratieën beschouwen die Midden-Europese staten daarom als volkeren ‘die nog veel te leren hebben’, die nog niet keurig meelopen in de pas van het liberalistisch progressivisme. Polen (althans tot voor kort) en Hongarije in het bijzonder zetten zich af tegen dit maatschappijmodel. Beide landen kozen voor een beleid dat voorrang verleent aan het gezin, aan het Godsbesef en aan de natie.

Het liberale West-Europa beschuldigde beide lidstaten ervan de rechtstaat te schenden. Liberalisme ziet zichzelf als de enig aanvaardbare politieke filosofie en identificeert zich met de rechtsstaat. Maar dat is een grondig foute visie. Liberalisme is geen synoniem voor rechtsstaat. Democratie staat niet gelijk aan liberalisme. Legitieme alternatieve politieke filosofieën zijn bijvoorbeeld de christendemocratie of de sociaaldemocratie. Het gaat hier niet om een juridisch geschil, maar om een botsing tussen twee maatschappijvisies.

Er gaapt nog een kloof. Het liberale West-Europa verwierp de metafysische basis van de rechtsorde, overgeërfd uit Jodendom, Hellas, Rome en de christelijke synthese. Die metafysische basis ontdekte Midden-Europa opnieuw, na de ravages van het communisme.

Voor liberalen als Verhofstadt staan Polen en Hongarije voor alles wat zij verafschuwen: binding met de natie boven het globale en universele, gezin als fundament van de samenleving, maatschappelijk middenveld, christelijke ethiek, en Godsbesef. Het is op dat niveau dat de ‘Grote Nijd’ van het West-Europees liberalisme voor landen als Polen en Hongarije moet worden gezocht.

De Europese eenmaking is een moeilijke kwestie voor conservatieven. Enerzijds brengen een verstrengelde markt en top-down besluitvorming economische en geopolitieke voordelen, anderzijds vrezen lidstaten en volkeren hun eigenheid en identiteit kwijt te spelen. Wat maakt u hiervan?

De Europese Unie is inderdaad niet meer wat de vaders van de Europese gedachte beoogden: verzoening door integratie en herbronning van de christelijke beschaving. De lidstaten waren bereid daartoe delen van hun soevereiniteit over te dragen aan supranationale instanties. Tegelijk ontstond een supranationale administratie van hooggeschoolde ambtenaren, met een uitgesproken liberaal wereldbeeld, zonder binding met land, geloof, traditie, en met een beroepsethos die neerkijkt op het nationale kader.

Conservatieven willen echter geen integratie die de natie negeert of uitgomt. Zij willen geen open grenzen en een massale instroom die de cohesie van eigen land aantast. Zij verwerpen een vrijhandelsideeën die leiden tot de sloop van de eigen industrie. En zij huiveren van de experimenten die de EU-regeringen zich op het ethisch vlak permitteren.

Maar wat kunnen conservatieven doen? Ik zie twee beleidspistes.

Ten eerste: nationaal houden wat nationaal moet blijven. Lidstaten moeten waken over hun  bevoegdheden. Cultuur, ethiek, opvoeding, rechtssysteem, sociale zekerheid, de hele waaier van persoonsgebonden materies hoort thuis onder de bevoegdheid van de natie. Maar twee: het zou een historische vergissing zijn de schuld voor wanbeleid uitsluitend af te wentelen op de EU en daarom het Europees project af te wijzen. Terugkeren naar het schaakbord van natiestaten is een waanidee. Kleine staten zouden de speelbal worden van de groteren, en die zouden zelf geen spelregels respecteren. Ik heb het dan nog niet over nationalistische atavismen die om de hoek kunnen loeren.

Niet de Europese structuren zijn fout, maar wat de globalisten ermee aanvangen.

Als het Europees Parlement voor abortus als recht stemt en het gewetensbezwaar wil afschaffen, dan ligt de fout niet bij de EU-instelling, maar dan moeten we andere volksvertegenwoordigers kiezen. Niet instellingen zijn verantwoordelijk voor de pathologieën in onze beschaving, maar de leiders die de burger kiest. Dat inzicht vergt moed om de cultuuroorlog te willen voeren. Het vergt volharding om de machtsstructuren te heroveren. Dat vereist een nieuwe lange weg door de instellingen. Zoals Gramsci het destijds voorschreef voor de neomarxisten en de achtenzestigers het hebben gerealiseerd.

Ideeën hebben gevolgen. En inhoud primeert op structuren.

Naast de Europese Unie bepaalt ook de NAVO de internationale koers van een land als België. De NAVO wordt soms bekritiseerd, ook vanuit conservatieve hoek, als een achterhaald instrument van Amerikaanse dominantie. Kan u zich vinden in deze kritiek?

Het is een vrij recent fenomeen. En verontrustend.

De NAVO, die ons al 70 jaar beschermt tegen de agressie van Rusland, kent van oudsher twee grote tegenspelers in West-Europa zelf. De eerste is de politieke linkerzijde, die de NAVO bestrijdt vanuit een ideologisch vredesconcept (“Frieden schaffen ohne Waffen”), maar met een uitgesproken anti-Amerika reflex. Men herinnert zich de mobilisatie tegen de middellangeafstandsraketten, tegen Kleine Brogel, en de oppositie tegen vliegtuigaankopen en defensiebudgetten.

De tweede tegenspeler loopt minder in het oog, maar heeft meer invloed. Dat zijn de ‘Europeanisten’, die aan de Europese integratie voorrang geven, en die de EU een militaire component willen aanbouwen. Sommigen willen zelfs een Europees leger, of minstens een EU-hoofdkwartier, los van de NAVO. Zo denkt bijna het hele Belgisch establishment, en Parijs geeft daarbij graag een duwtje.

Maar traditioneel was het de rechterzijde die opkwam voor de Atlantische solidariteit en de band met Amerika. Zo dachten alleszins christendemocraten en liberalen, voordat ze naar links afbogen. Sinds de Russische invasie in Oekraine hebben echter alle Europese regeringen ingezien dat de veiligheid van hun samenlevingen afhangt van de NAVO en dat Amerika daarvan de sterkhouder is.

Een deel van de Europese conservatieven heeft blijkbaar een probleem met de NAVO. Waar komt dat wantrouwen vandaan?

Is het de boosheid op de heersende EU-elite, die overslaat op de NAVO? Gaat het om het willen terugwinnen van de nationale soevereiniteit, tot in het militaire? Is het de weigering bij te dragen tot de defensie van Oekraïne, waar zij weinig empathie voor voelen? Is het dat kortzichtig begrip voor Rusland, dat zich zogezegd verzet tegen de Westerse decadentie? Of is het dat onverwoestbaar denkbeeld dat het de NAVO is, die Rusland bedreigde door uit te breiden?

Vermoedelijk is het een mix van dat alles. Maar vast staat: de NAVO tast de soevereiniteit van zijn lidstaten op geen enkele wijze aan. De verdediging van Oekraïne is essentieel voor onze eigen veiligheid. Dat hebben zowat alle Europese leiders nu ingezien. Rusland is erop uit om tweedracht te zaaien in het Westen en vindt blijkbaar “bondgenoten” onder conservatieven. De anti-NAVO reflex van een deel van de rechterzijde blijkt niet te beseffen dat de vijand van uw vijand niet uw vriend is.

Ik beschouw die anti-NAVO reflex als een ideologisch dwaalspoor, als een strategische vergissing en tactisch als argumentatie waarmee ze zichzelf in een maatschappelijk isolement duwt.

Bestaat er zoiets als een ‘universeel moreel kader’ waarbinnen mogendheden moeten optreden binnen de grenzen van andere landen? Mensenrechten, democratie, de rechtstaat etc. Of moet iedere interventie gesteund worden door pragmatische overwegingen, zoals het openhouden van supply lines of het verzekeren van een technologisch overwicht?

In de jaren tachtig, na de gruweldaden van de Rode Khmer, Amin Dada en Bokassa, begonnen Westerse kanselarijen na te denken over het humanitair concept Recht op Interventie. Als gewapend geweld massaal toeneemt, mag men zich neerleggen bij een restrictieve interpretatie van het internationaal recht. Soevereiniteit mag geen onschendbaarheid betekenen. Die idee kwam weer aan bod tijdens de Joegoslavische burgeroorlog. Voor sommigen werd Recht op Interventie zelfs Plicht tot Bescherming. Zo dachten alvast het Rode Kruis en Artsen zonder Grenzen, met Bernard Kouchner op kop.

De staatsraison volgde slechts schoorvoetend. Waarom eigen soldaten hun leven laten riskeren in een conflict waar we geen strategische belangen hebben? Het is de eeuwige dilemma tussen overtuigingsethiek en de ethiek van verantwoordelijkheid.

En zo konden Indonesische militairen 250.000 Oost-Timorezen afslachten, zonder dat één staat tussenkwam. Zo kon Saddam Hoessein Koerden met chemische wapens uitmoorden. Zo konden Hutu’s ongehinderd Tutsi’s uitmoorden. Zo jagen Janjawid-nomaden in Darfur al twintig jaar op boeren. Zo laat de EU nu Armenië in de steek om een gasdeal af te sluiten met Azerbeidzjan.

Na de Tweede Wereldoorlog werd een mondiaal ordesysteem uitgebouwd, met de VN als geraamte. Met de Universele Verklaring Rechten van de Mens bereikte men een consensus over een beperkt aantal rechten die zo fundamenteel waren, dat elk land er zich kon achter scharen. Basis van het systeem was de waardigheid van elke mens. Maar een moreel fundament voor zo’n systeem? Nee  – daarover was er geen consensus.

Voor Westerse landen hebben individuele rechten voorrang. Communistische landen leggen de prioriteit bij economische rechten, terwijl Aziatische staten collectieve rechten benadrukken. En voor Islamlanden, die deel uitmaken van de Umma, blijven niet-Islamlanden oorlogsland, Dar al-Harb, en dus vrij om veroverd te worden. Sommige groepen nemen dit letterlijk, andere stellen zich pragmatisch op.

Is er volgens u een conflict dat onvoldoende aandacht krijgt? Naast alle binnenlandse problemen, gaat de meeste aandacht naar Gaza en Oekraïne.

Het aantal conflicten in de wereld is bijna eindeloos. De situaties in Oost Congo en in Soedan zijn catastrofaal. Zuid-Azië, van Libanon tot Pakistan, is één reusachtig gebied van conflicten en burgeroorlogen. De islamitische opmars in de brede Sahelgordel zaait dood en vernieling. In Europa is daar weinig aandacht voor. Zo is het ook met de wereldwijde vervolging van christenen.

Andere conflicten, die in een volgende generatie zullen uitgevochten worden, kondigen zich nu al aan. De massale instroom in Europa van jonge mannen op militaire leeftijd, zonder bezit maar met veel afgunst, gaat rampzalige consequenties hebben, voor ons sociale draagvlak, voor de veiligheid op straat, maar ook voor de ontrafeling van ons sociale weefsel. Hier broeit een gigantische burgeroorlog voor de komende generatie.

Nog andere conflicten woeden zonder gewelddadig bloedvergieten, maar daarom niet minder bitter. Zoals in de Verenigde Naties. Waar Westerse landen menen met abortus en LGBTQ-rechten wereldwijd de mensenrechten te promoten, zien ontwikkelingslanden een agressief opleggen van Westerse maatschappijtrends, waartegen zij zich scherp afzetten. Het brede publiek merkt er weinig van.


Related Posts

0 Comments

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *